Persvrijheid in Latijns Amerika nog beperkt
“De pers wikt, de president beschikt” schreef journalist Edwin Koopman begin 2012 in La Chispa 360 over de media in Latijns Amerika. Bijna vier jaar later is er weinig veranderd, al moeten we ‘de president beschikt’ gelukkig niet altijd letterlijk nemen. Heel wat presidenten staren af en toe tandenknarsend naar het ochtendblad of de televisie, als daar hun wanbeleid en corruptie worden onthuld. Maar al te vaak beschikken ze over ‘wettelijke’ of andere middelen om dat aan te pakken. Er valt altijd wel een wetsartikel te vinden of te maken dat door een medium zou zijn overtreden en een vergunning in gevaar kan brengen. Of de regering kan een oppositiekrant in de portemonnee treffen door zelf geen advertenties meer te plaatsen en bevriende ondernemers te vragen daar ook mee te stoppen.
Ook economische machtsconcentraties brengen de onafhankelijkheid van journalisten en de pluriformiteit van de berichtgeving in gevaar. In Chili zijn bijna alle media in handen van twee grote concerns. Als een kioskhouder het weekblad van de communistische partij wil verkopen, zegt zo’n concern: “Dat blad eruit of je krijgt mijn vijf dagbladen en dertig tijdschriften niet”. En in een continent waar mensen meestal geen abonnement hebben maar bij de kiosk kopen, kiest de kioskhouder dan voor zijn boterham.
Naast politieke en economische macht is in Latijns Amerika geweld de grootste bedreiging voor de vrijheid van meningsuiting. Op het continent worden meer journalisten vermoord door drugsbendes dan in opdracht van politieke machthebbers, al werken die soms wel samen bij het tot zwijgen brengen van de pers.
Al dit machtsvertoon bevordert zelfcensuur. Dat maakt de media voor het publiek onbetrouwbaar en tast het zelfrespect van journalisten aan. In Mexico vroegen journalisten zelfs expliciet aan drugsbendes wat ze wel en niet mochten schrijven. Als ze dat wisten, hoopten ze het vege lijf te kunnen redden. Geen onbegrijpelijke gedachte in het land met het hoogste aantal vermoorde journalisten van het continent.
Dit klinkt allemaal somber, maar buiten Europa, Noord-Amerika en Australië is Latijns Amerika de regio met de grootste persvrijheid. Dat sinds een kwart eeuw bijna alle landen min of meer democratisch zijn, heeft daar zeker aan bijgedragen. Maar veel van die democratieën zijn nog zwak. Ze staan niet op instorten, maar raken moeilijk verankerd in een regio met de grootste inkomensongelijkheid en het hoogste percentage moorden ter wereld. De vicieuze cirkel van zwakke democratieën, ongelijkheid en geweld en mede daardoor beperkte vrijheid van meningsuiting is lastig te doorbreken.
Maar er zijn ook andere geluiden. Door internet en de sociale media hebben overheden en gevestigde media (met zelfcensuur) zeker geen monopolieposities meer. Zelfs in Cuba, het land met de strakste mediacontrole, worden de ruimte en vrijheid geleidelijk groter. Ook is een land niet door allerlei omstandigheden gedoemd met onvrije media te leven. In Haïti, het armste land van het continent, dat op democratieranglijstjes na Cuba het slechtste scoort, is het met de persvrijheid aanzienlijk beter gesteld dan je zou verwachten. De helft van de volwassen bevolking is analfabeet, en een ‘ouderwets’ medium, de radio, is hier de onafhankelijke nieuwsbron bij uitstek. In Rio de Janeiro en veel andere plekken stellen mensen via sociale media misstanden aan de kaak, waardoor autoriteiten die niet meer in de doofpot kunnen stoppen. Ten slotte zijn er steeds meer artiesten die onafhankelijke geluiden (kunnen) laten horen of zien. Ook dat stimuleert de vrijheid van meningsuiting van de bevolking.
Zeker beschikt de president nog te vaak, meer dan eens in het slechte gezelschap van een drugsbaron. Maar er is ook hoop voor de toekomst, zeker als het lukt de democratieën te versterken en ongelijkheid en geweld te verminderen. Er is alle reden om vanuit Nederland en Europa onafhankelijke media en journalisten te blijven steunen.