Rond de eeuwwisseling kwamen in veel Latijns-Amerikaanse landen meer of minder linkse regeringen aan de macht. De term ‘het rode continent’ deed zijn intrede. Met name Hugo Chávez in Venezuela en Lula da Silva in Brazilië werden – naast Evo Morales in Bolivia en linkse leiders in Chili, Argentinië, Ecuador en Uruguay – de verpersoonlijking van een nieuw elan in het continent. Het zelfbewustzijn nam toe en de invloed van de Verenigde Staten nam af. Hoe divers de verschillende regeringen ook waren, ze voerden allemaal een beleid dat gericht was op vermindering van de armoede en de ongelijkheid. De nieuwe regeringen hadden de wind in de zeilen door de hoge prijzen voor grondstoffen op de wereldmarkt. Door hogere inkomsten en meer belastingopbrengsten konden ze een sociaal beleid financieren.
Bijna vijftien jaar later lijkt het continent een ruk naar rechts te maken met de uitslagen van de presidentsverkiezingen in Argentinië, de parlementsverkiezingen in Venezuela en de politieke crisis in Brazilië. Na twaalf jaar ‘kirchnerismo’ in Argentinië gaat de macht naar een rechtse president, Mauricio Macri (foto boven), die op 22 november in een tweede ronde de presidentsverkiezingen won. In Venezuela heeft de oppositie, verenigd in de Tafel van Democratische Eenheid (MUD), op 6 december 2015 een tweederde meerderheid gehaald bij de parlementsverkiezingen. Daarmee is de socialistische regering van Nicolás Maduro een zware klap toegebracht. In Brazilië verkeert de regering van president Dilma Rousseff in een politieke en economische crisis. Haar populariteit is dramatisch gedaald en er dreigt een afzettingsprocedure, hoewel recent in diverse steden demonstraties zijn gehouden ten gunste van haar aanblijven. Vorige week verhinderde het Hooggerechtshof de voortgang van een afzettingsprocedure, die nu weer helemaal opnieuw moet worden ingezet door haar tegenstanders.
Van ‘rood naar rechts’ is echter een te simpele constatering. De belangrijkste reden voor de onvrede in veel landen is de economische recessie. Het is de makke van het continent dat ze er niet in is geslaagd de afhankelijkheid van grondstoffen op te heffen. De regeringen in Brazilië, Argentinië en Venezuela hebben economisch geen goed beleid gevoerd. Er is te weinig geïnvesteerd in de opbouw van een nationale industrie, er vindt te weinig innovatie plaats en de kwaliteit van het onderwijs laat te wensen over. Tegelijk zijn wel miljoenen mensen uit de armoede gehaald en is de middenklasse in omvang explosief toegenomen. Het is precies die middenklasse die nu ontevreden is over het gevoerde beleid. Dan gaat het niet alleen over de economie, maar ook over de alom tegenwoordige corruptie en de inefficiënte en weinig transparante overheid. Met name in Brazilië lopen mensen daartegen te hoop. Niemand meent echter dat de sociale programma’s moeten verdwijnen. Zowel Macri in Argentinië als oppositieleider Capriles in Venezuela zeiden niet te tornen aan deze programma’s.
Nieuwe zakelijkheid versus ideologie
Dan speelt er nog zo iets als sleetsheid en vermoeidheid. Zowel in Brazilië, Argentinië als Venezuela zitten dezelfde regeringen al sinds hun aantreden in het zadel. Een roep om verandering, ook al is dat een afwisseling van links en rechts, is dan niet vreemd en sterker nog, het is zelfs een teken van een volwassen democratie. Alleen al het feit dat er vrije verkiezingen worden gehouden en dat de uitslagen ervan worden gerespecteerd, wijzen erop dat de democratie zich heeft ontwikkeld. Niemand in Latijns Amerika ambieert een terugkeer naar de dictatuur. Het rechts van nu is eerder een uiting van een nieuwe zakelijkheid dan van een conservatief rechts. Niet de ideologie staat centraal, maar het pragmatisme van de ondernemersklasse. Niet voor niets richt dit rechts zich met name op jongeren en de middenklasse.
Makkelijk zal het nieuwe rechts het niet krijgen. In Argentinië heeft het kirchnerismo weliswaar de verkiezingen verloren, maar de beweging is niet verdwenen. In het parlement heeft het nog steeds de meerderheid, wat de nieuwe president Macri in een lastig parket kan brengen. Ook Maduro en zijn aanhang zijn in Venezuela niet verdwenen. Ook al beschikt de oppositie over een tweederde meerderheid, ze is onderling zo verdeeld dat het lastig zal zijn een beleid te voeren dat verder gaat dan ‘weg met Maduro’. Het succes van regeringen, linkse of rechtse, zal vooral afhangen van de mate waarin ze erin slagen de economie weer vlot te trekken zonder het sociale beleid los te laten. Bijna net zo belangrijk is het om de corruptie en straffeloosheid aan banden te leggen en om transparant met de bevolking te communiceren. Die bevolking is namelijk assertiever geworden en daardoor minder gevoelig voor het aloude cliëntelisme. En dat is winst.