Half oktober 2019 begon in Chili een onverwachte ‘sociale uitbarsting’. Die raast nog steeds in volle kracht voort met opmerkelijke en nieuwe verschijnselen. Meer dan een kwart van de bevolking heeft meegedaan aan protestmanifestaties, die vaak zonder duidelijke leiders of organisaties worden gehouden en waarbij politieke partijen geen rol spelen. Vooral jongeren, vrouwen en oorspronkelijke bewoners, de Mapuche, hebben het voortouw genomen. Na ruim honderd dagen, met ongeveer dertig mensen doden en ruim 3500 gewonden bij protestacties, steunt nog steeds twee derde van de Chilenen vreedzame protesten.
Snel gestrand
In korte tijd zijn – blijkens enquêtes – de prioriteiten van de bevolking flink verschoven. Nog maar een half jaar geleden vonden Chilenen misdaad en onveiligheid het grootste probleem dat de regering moest aanpakken. Dat staat nu op de vijfde plaats, onder de top drie: pensioenen, gezondheidszorg en onderwijs. Ook armoede, werkloosheid, corruptie en drugs daalden flink, terwijl Chilenen meer aandacht willen voor ongelijkheid, mensenrechten en een nieuwe grondwet. Veel Chilenen zijn ontwaakt; ze zien de neoliberale droom nu eerder als nachtmerrie. Ze lijken de problemen van het scheefgegroeide ontwikkelingsmodel meer bij de kern dan de gevolgen ervan te willen aanpakken.
Waarschijnlijk staat daarom het aftreden van de rechtse president Sebastián Piñera, in wie nog maar zo’n zes procent van de bevolking vertrouwen heeft, niet centraal. Er zijn wel spandoeken met ‘Weg met Piñera’ en linkse parlementariërs hebben via een snel gestrande procedure geprobeerd de president af te zetten. Maar breed leeft het idee dat het vertrek – halverwege zijn termijn – van deze weinig van de situatie begrijpende president de maatschappelijke en politieke problemen niet zal oplossen.
Vertrouwenscrisis
Een ernstige uiting van die problemen is de representatiecrisis van de democratie. Door correct verlopende verkiezingen, een redelijk functionerende overheid, burgerlijke vrijheden en weinig politiek geweld gold de Chileense democratie – na die van Uruguay en Costa Rica – al jaren als een van de beste Latijns Amerika, recent bevestigd in de Democracy Index 2019 van The Economist. De politieke participatie van burgers is echter ver onder de democratische maat; velen voelen zich niet door parlementariërs vertegenwoordigd. Vertrouwen in de instituties was tot voor kort op het – lage – Latijns-Amerikaanse gemiddelde, maar is afgelopen maanden meer dan gehalveerd. Het laagst is het vertrouwen in de rechterlijke macht, regering, parlement en politieke partijen: respectievelijk slechts 8, 5, 3 en 2 procent. Ook het nogal hoge vertrouwen in militairen en politie maakte na het harde politieoptreden een diepe val. Het meeste vertrouwen (zo’n dertig procent) hebben Chilenen in de radio en sociale media. Alleen het vertrouwen in vakbonden (met 18 procent een van de hoogste) kende geen terugslag, niet verwonderlijk gezien hun actieve rol bij protesten en stakingen.
Dit diepe wantrouwen in de instituties betekent niet dat Chilenen zich van de democratie afkeren. Integendeel: nu vindt 64 procent democratie te verkiezen boven iedere andere regeringsvorm en maar 11 procent vindt in sommige omstandigheden een autoritaire regering wenselijker. Twee jaar geleden was dat nog respectievelijk 52 en 19 procent. Het is de vraag of iedereen met democratie hetzelfde bedoelt, maar waarschijnlijk horen meer participatiemogelijkheden en serieus genomen worden daar wel bij.
Burgers aan zet
Gelukkig komt er zo’n mogelijkheid, want na vier weken protesten werden de politieke partijen het eens om op 26 april 2020 een volksstemmig te houden over de vraag of er een nieuwe grondwet (de huidige van 1980 is nog van dictator Pinochet) moet komen. Als een meerderheid dat wil, zal de bevolking volgens nader vast te stellen procedures kunnen meepraten en meebeslissen over de nieuwe grondwet. Daarmee zullen Chileense burgers voor het eerst in bijna twee eeuwen zeggenschap krijgen over de grondwet. Eerdere grondwetten zijn altijd autoritair opgelegd. Chilenen tonen zich nu gematigd optimistisch. De meerderheid verwacht dat de Chileense democratie over vijf jaar beter zal functioneren en dat een nieuwe grondwet het makkelijker zal maken om (sociale) problemen op te lossen.
Dat klinkt mooi, maar is verre van vanzelfsprekend. De grote extreemrechtse partij UDI, die aanvankelijk instemde met een volksstemming, probeert een nieuwe grondwet te blokkeren. De UDI beweert dat het huidige klimaat van geweld en chaos niet geschikt is voor zo’n volksstemming. Dat die kan beter afgelast worden. Bovendien zal een eventuele nieuwe grondwet pas over ongeveer twee jaar in werking treden en ook daarna niet zoveel opleveren voor de bevolking. Het is beter om nu snel een paar sociale voorzieningen te verbeteren. Zo probeert de UDI de kern van de protesten onschadelijk te maken door met wat extra geld te schuiven. Pensioenen, onderwijs en gezondheidszorg blijven dan onderworpen aan de markt, met weinig mogelijkheden de structuur ervan en de democratische controle erop te verbeteren.
Chileense Bolsonaro?
De meeste Chilenen voelen niks voor af- of uitstel van de volksstemming van 26 april. Ze vinden dat voorwaarden daarvoor voldoende aanwezig zijn. Ruim tachtig procent zegt te gaan stemmen, ver boven de vijftig procent die dat bij de parlements- en presidentsverkiezingen van 2017 daadwerkelijk deed. Zo’n driekwart wil ‘Ja’ aankruisen, dus voor een nieuwe grondwet.
Toch kunnen de UDI of andere organisaties of leiders mensen tegen een nieuwe grondwet mobiliseren. Als plunderingen van winkels voortduren, werkloosheid toeneemt en burgers op korte termijn geen vooruitgang ervaren, kunnen ze gevoelig worden voor bijvoorbeeld rechts-populistische leiders of bewegingen, die op kort termijn van alles beloven. Sommige Chileense media spreken al over het gevaar van een Chileense Bolsonaro, overigens nog zonder naam en gezicht. Zulke nieuwe leiders kunnen aanhang verwerven omdat uit de huidige protestbeweging nauwelijks zichtbare leiders zijn voortgekomen en de leiders van politieke partijen veelal in diskrediet zijn geraakt.
Veertig keer minimumloon
Dat laatste is begrijpelijk door de betrokkenheid van veel parlementariërs bij corruptie of vriendjespolitiek. Bovendien genieten parlementariërs een erg hoog salaris: veertig keer het minimumloon. Voor een grondwetswijziging en het meer solidair en minder neoliberaal maken van sociale voorzieningen en belastingen is echter de institutionele politiek nodig. Daarbij moeten politici een dubbelrol spelen, die extra moeilijk is als ze weinig vertrouwen genieten. Enerzijds moeten ze duidelijk strijden voor hun eigen standpunten. Sommige burgers waarderen dat, maar anderen vinden dat ze door gerichtheid op eigen- of partijbelang het bredere landsbelang verwaarlozen. Anderzijds moeten politici compromissen sluiten. Driekwart van de Chilenen vindt dat wenselijk, maar burgers menen ook vaak dat politici zo hun principes verkwanselen en dat alle partijen eigenlijk ‘een pot nat’ zijn. Een knappe politicus die de komende tijd voor zichzelf, z’n achterban en voor grotere groepen burgers z’n geloofwaardigheid weet terug te krijgen en te behouden. Het is zeker mogelijk Chili een sociaal rechtvaardiger land te maken, er zijn belangrijke aanzetten en kansen, maar ook sterke tegenkrachten en valkuilen.
*De meeste enquêtegegevens zijn afkomstig uit: Encuesta CEP. Estudio Nacional de Opinión Pública No. 84, Diciembre 2019 en andere enquêtes, zoals Latinobarómetro 2018.