Het Covid-19 virus heeft niet alleen enorme gevolgen voor de gezondheid van talloze Latijns- Amerikanen, maar leidt ook tot een verslechtering van de toch al niet rooskleurige economische situatie in de regio. Regeringen staan voor een ongekende uitdaging om levens te beschermen en tegelijk de economie te redden. Naast weinig fiscale ruimte kampen veel landen met een torenhoge schuldenlast. Internationale hulp zal hard nodig zijn, maar of die er komt valt te betwijfelen.
Alles wijst erop dat Latijns Amerika en de Cariben een diepe economische recessie te wachten staat. Volgens een rapport van de Economische Commissie voor Latijns-Amerika en het Caribisch gebied (Eclac) zullen de gevolgen van de coronapandemie de grootse recessie veroorzaken die de regio in een eeuw heeft gekend. Die komt na een periode van zeven jaar waarin de groei al laag was, gemiddeld 0,4 procent tussen 2014 en 2019. Het afgelopen jaar leidde dat in veel landen tot sociale spanning.
De meeste landen zijn afhankelijk van inkomsten uit de export van grondstoffen, geldovermakingen en toerisme. Juist deze sectoren hebben het zwaar te verduren. Door de pandemie is er minder internationale handel, dalen de grondstofprijzen nog verder, neemt het toerisme sterk af en verminderen de geldovermakingen. Hierbij komen nog een daling van de binnenlandse vraag en een grote kapitaalvlucht. Eclac verwacht dat de Zuid-Amerikaanse economie met 5,2 procent zal krimpen, omdat meerdere landen zullen worden getroffen door de daling van de activiteit in China, een belangrijke markt voor hun export. In Midden-Amerika zou de daling 2,3 procent bedragen, een gevolg van de terugloop van het toerisme en afnemende activiteit in de Verenigde Staten, de belangrijkste handelspartner en bron van geldzendingen. De Caribische economie zou met 2,5 procent krimpen, eveneens door de daling van het toerisme.
Armoede
Nu al leeft circa 30% van de bevolking in de regio in armoede en ruim 10% in extreme armoede. Financiële vangnetten zijn er amper en omdat deze mensen meestal geen ziektekostenverzekering hebben is gezondheidszorg voor hen onbetaalbaar. Veel kleine en middelgrote bedrijven, die goed zijn voor ruim de helft van de formele werkgelegenheid, zullen naar verwachting zwaar worden getroffen, waardoor de productie daalt en de werkloosheid stijgt. Dat heeft een direct negatief effect op het gezinsinkomen. Vooral bij lagere en middeninkomengezinnen kan het snel tot verarming en grote armoede leiden. Zeker voor mensen in de informele sector, zoals straatverkopers en dagloners, betekent een dag zonder werk een dag zonder eten. Bijna de helft van de beroepsbevolking werkt in de informele sector. Eclac voorspelt dat de werkloosheid zal oplopen tot ongeveer 11,5 procent, een stijging met 3,4 procentpunt in vergelijking met vorig jaar. Er zullen 37,7 miljoen mensen zonder werk zitten, op een beroepsbevolking van 465 miljoen. Het armoedepercentage stijgt daardoor met 4,4 procentpunt naar 34,7 procent, ofwel 216 miljoen mensen. Nog eens 16 miljoen mensen dreigen in extreme armoede terecht te komen, een stijging van 11 naar 13,5 procent.
Geldovermakingen
Hoewel er nog geen exacte berekeningen over de geldovermakingen voorhanden zijn, lijkt de stijging van de afgelopen tien jaar te worden onderbroken. Tussen 2009 en 2019 zijn de inkomsten uit deze overmakingen gestegen van $ 53 miljard tot $ 93 miljard, volgens cijfers van het Centrum voor Latijns-Amerikaanse Monetaire Studies (CEMLA). Op dit moment zijn alleen cijfers bekend uit maart dit jaar voor Guatemala, Honduras en El Salvador, landen die ongeveer een kwart van de totale inkomsten uit geldovermakingen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied ontvangen. In vergelijking met maart 2019 zijn deze met 9,7% gedaald in Guatemala, met 10,7% in El Salvador en met 15,5% in Honduras. Het herstel van deze inkomsten zal waarschijnlijk het eerst plaatsvinden in Mexico, Midden-Amerika en het Caribisch gebied, omdat de overmakingen die deze landen ontvangen voornamelijk afkomstig zijn uit de Verenigde Staten en Europa. In het geval van Zuid-Amerika komen veel overmakingen uit andere landen in dezelfde subregio, dus daar zou het herstel trager kunnen zijn.
Stagnatie
Latijns-Amerikaanse economieën zijn over het algemeen slecht voorbereid op de huidige crisis. Volgens het Institute of International Finance (IIF) hadden verschillende landen in de regio al te maken met langdurige stagnatie. Vorig jaar was de groei vrijwel nihil in Mexico en Ecuador, amper 1% in Brazilië en Chili en negatief in Argentinië en Venezuela. Dit was vooral te wijten aan de lage investeringen en de teruggelopen export. Alleen Colombia en Peru lieten vóór de coronapandemie een gunstige investeringsdynamiek zien. Landen hebben nu minder economische beleidsruimte dan bij de vorige financiële crisis in 2009, toen de grondstofprijzen hoog waren en de economische groei gemiddeld 3,8% bedroeg. Veel landen konden daardoor hun fiscale situatie verbeteren en zelfs aanzienlijk sparen. Fiscale tekorten zijn in de meeste landen van de regio de norm, maar landen zoals Chili, Colombia, Mexico en Peru hebben begrotingsregels geïmplementeerd die een anticyclisch beleid mogelijk moeten maken. Ondanks grote onderlinge verschillen in de regio blijven belastinginkomsten tekortschieten met gemiddeld bijna 23% van het BBP. Daarnaast is in bijna alle landen het schuldniveau sinds 2014 toegenomen, waardoor ze in een zwakkere positie verkeren om de coronacrisis het hoofd te bieden. In 2018 bevonden zich 3 van de 25 landen met de hoogste schuldenlast ter wereld in het Caribisch gebied: Antigua en Barbuda, Barbados en Jamaica. Voor landen met een hoge schuldenlast worden de leningsvoorwaarden steeds ongunstiger.
Prioriteiten
Volgens de Internationale Ontwikkelingbank (IDB) zijn de drie prioriteiten van de Latijns-Amerikaanse regeringen in de huidige crisis: het vermijden van overbelasting van de gezondheidssector en het zorgen voor voldoende middelen, hulp bieden aan de meest kwetsbare huishoudens die hun inkomen hebben verloren en ondersteuning van bedrijven om de stijging van de werkloosheid en faillissementen en liquidaties zoveel mogelijk te verminderen. In het huidige scenario is het vermogen om stimuli aan de economie te geven echter beperkt, juist nu dit hard nodig is. Landen met een goed macro-economisch beleid, zoals Chili, Colombia en Peru, kunnen de uitgaven sneller stimuleren. Anderen, zoals Ecuador en Brazilië, hebben het moeilijker om de economie te ondersteunen vanwege reeds bestaande financieringsbehoeften. Hetzelfde geldt voor Mexico, vanwege de onzekerheid over zijn beleid, en Argentinië, omdat het over zeer beperkte middelen beschikt om de schokken op te vangen.
Maatregelen
De meeste landen in de regio hebben inmiddels maatregelen genomen om de verspreiding van het virus tegen te gaan, zoals afstand van elkaar houden en het beperken van niet-essentiële activiteiten. Ze hebben ook het bedrag van de aan de gezondheidszorg toegewezen begrotingsmiddelen verhoogd. Dit is hard nodig, gezien de slechte staat van de gezondheidszorg in veel landen. Op economisch gebied zijn de maatregelen divers; sommige landen dragen direct geldmiddelen over aan kwetsbare huishoudens, andere landen richten zich meer op uitbreiding van werkloosheidsregelingen, tijdelijke belastingvoordelen, uitstel van betaling en kredietgaranties. Landen met een betere kredietkwaliteit reageerden over het algemeen sneller en adequater op de pandemie.
Centrale banken in de regio hebben de basisrente verlaagd en maatregelen genomen om de liquiditeit te ondersteunen en wanordelijke omstandigheden op de binnenlandse financiële markten tegen te gaan. Bovendien zijn er een aantal maatregelen genomen om de kredietverlening te vergemakkelijken, door bijvoorbeeld de regelgeving minder streng te maken, de reserveverplichtingen te verlagen en de herstructurering van bestaande leningen te vergemakkelijken.
Uitdagingen
Door al deze noodzakelijke maatregelen zullen de overheidstekorten en -schulden aanzienlijk toenemen, waardoor landen ruimte in de begroting moeten creëren door uitgaven die geen prioriteit hebben te verminderen en de efficiëntie van de uitgaven te verhogen. Ook moeten ze ervoor zorgen dat crisismaatregelen geen permanent karakter krijgen, zoals versoepeling van toegestane tekorten en het toestaan van buitengewone stijgingen van de overheidsuitgaven. Sommige centrale banken in de regio zouden de rente verder kunnen verlagen, maar grote uitstroom van kapitaal kan beperkingen opleggen aan verdere versoepeling van het beleid. Commerciële banken kunnen op hun hoede zijn om te lenen aan risicovolle sectoren in een diepe recessie. Dit kredietrisico kan worden beperkt door rechtstreekse leningen of door expliciete garanties die door de overheid worden verstrekt via ontwikkelingsbanken of andere kanalen die zijn opgericht om deze doelstelling te verwezenlijken.
Noodfinanciering
Ondanks alle maatregelen is het duidelijk dat meerdere landen in de regio niet over voldoende middelen beschikken om de crisis het hoofd te bieden. Tot dusver zijn er van de bijna honderd landen die om noodfinanciering bij het IMF hebben gevraagd, zestien afkomstig uit Latijns-Amerika en het Caribisch gebied. Daarnaast hebben andere Latijns-Amerikaanse en Caribische landen verzocht om nieuwe programma’s of de uitbreiding van bestaande, zoals Honduras. Het IMF zet verschillende instrumenten in, zoals verhoging van de limieten van bestaande faciliteiten en het verlenen van schuldverlichting aan de armste en meest kwetsbare lidstaten die door de pandemie zijn getroffen. Daarnaast wil het fonds meer traditionele regelingen en voorwaardelijke kredietlijnen inzetten. Ook Eclac stelt dat landen in de regio geholpen moeten worden met het scheppen van meer begrotingsruimte. Volgens secretaris Alicia Bárcena is er dringend behoefte aan financiering via flexibele steun van multilaterale organisaties. Die geldstromen moeten vergezeld gaan van goedkope kredietlijnen, schuldverlichting en eventuele annuleringen, aldus Bárcena. Hoe mooi ook op de korte termijn, in de meeste landen zal de noodhulp tot meer schulden leiden, bovenop de al bestaande onhoudbare verplichtingen.
Schuldenverlichting
Voor de econoom Joseph Stiglitz is de opschorting van de betaling van schulden lokaal even belangrijk als internationaal met betrekking tot opkomende landen. De winnaar van de Nobelprijs vraagt zich af waarom schuldeisers door moeten gaan met het opbouwen van rendementen, vooral als de rentetarieven die ze in rekening brengen al een voldoende risicobuffer hadden moeten creëren. In die zin is het besluit van de G-20 op 15 april een opluchting. Vertegenwoordigers van de grootste economieën ter wereld kwamen overeen de betaling van de schulden voor de armste landen vanaf 1 mei voor de rest van het jaar op te schorten. Door dit schuldenmoratorium kan geld dat anders naar schuldaflossing was gegaan, nu besteed worden aan het bestrijden van de coronapandemie. De leiders van de G-20 riepen particuliere schuldeisers op om onder vergelijkbare voorwaarden aan het initiatief deel te nemen. Secretaris-Generaal van de VN, Antonio Guterres, riep zelfs op tot een “schuldenstilstand” voor alle ontwikkelingslanden die kampen met een hoge schuldenlast, inclusief buitenlandse publieke schulden en commerciële schulden.
Hoe het ook zij, de gevolgen van de coronacrisis zullen in Latijns-Amerika en de Cariben hard aankomen. De regio had in juni de meeste coronabesmettingen en –doden. Alleen de Verenigde Staten hadden er meer. De economie zal het zwaar te verduren krijgen door de al langer bestaande slechte groeiprestaties, de grotere blootstelling aan wereldmarkten en de beperkte mogelijkheden om te reageren. Internationale hulp, in de vorm van gunstige kredieten en verlichting dan wel kwijtschelding van schulden, lijkt onontbeerlijk. De kans dat die hulp er komt, is echter uiterst klein.
Dit artikel is eerder verschenen in het Surinaamse opinieblad De Parbode en met toestemming overgenomen