Dichtbundel van de Michaël Slory
Wat is poëzie? In het geval van de Surinaamse dichter Michaël Slory (1935-2018) is dat absolute taal. Daarmee bedoel ik dat de verhouding van kunstenaar tot zijn creatie volstrekt logisch is en schoonheid heeft, ook al vat je het niet per se meteen. ‘Ik vul mezelf in’, aldus Slory in de bloemlezing Torent een man hoog met zijn poëzie.
Slory is een belangrijke figuur uit de Surinaamse letteren. Hij debuteerde in 1961 met Sarka/Bittere strijd. Hij leefde een sober bestaan, koos echt voor de kunst en de taal. Of beter gezegd, talen, want hij dichtte in het Sranantongo, Nederlands, Engels en Spaans. In deze bloemlezing zijn de meeste gedichten in het Nederlands. Een aantal is in het Sranantongo, met daarbij de Nederlandse vertaling van John Leefmans.
Slory verwerkt de liefde voor natuur, taal en mensen om hem heen in zijn hoofd en laat die uit zijn pen vloeien als krachtige gedichten. Het titelgedicht van de bundel staat als een huis. Met slechts twee zinnen zet hij pracht, energie en idee neer:
‘Torent’
een man hoog
met zijn poëzie,
des te lichter
de woorden,
die stromen
uit zijn heelal.
Des te weidser
de verspreiding
van zijn gedachten
in het al.
De dunne bundel heeft een leeslint. Handig, want het is een werkje dat je niet in een keer uit moet lezen, maar gedoseerd. Trakteer jezelf af en toe op een gedicht en laat het op je inwerken, dat is het recept.
Gerda Havertong
Als Slory over de natuur schrijft, voelt de lezer ook het genot van buiten zijn: “waaiers van palmen, waaiers van zinswendingen, waaiers van stiltes”. In de gedichten horen we een stem vertellen over het leven en het omringende natuurschoon. Een bloem, een honingbij, grashalm, kikkers, krekels, platanen schieten voorbij in ‘Kwakende kikkers in schemerdonker’ en ‘Waaiers in een weiland’. Je zintuigen worden geprikkeld.
In ‘De haastige vlucht van een reiger’ schrikt een reiger van een mens en vice versa, ze ‘verstoren’ elkaars rust. Slory gebruikt verwondering en speelsheid om de situatie te beschrijven. Natuur is geluid, ontspanning, inspiratie. Natuur leeft, taal leeft. De twee gaan in elkaar over in gedichten als ‘Stilaan daar’, ‘Onder uw manjabomen’ en ‘Wegdartelend ogenblik’. Met mooie formuleringen viert Slory het water, dat er altijd is als bron van het leven.
De schoonheid van de natuur ziet Slory vaak weerspiegeld in de liefde. De aantrekkelijkheid van de vrouw en de liefde voor haar bezingen, dat doet hij met gedichten als ‘A lobi uma/De geliefde’, ‘Clarissa’, ‘Gerda Havertong’ en ‘De dichter en zijn beminde’.
Jouw tropenpracht
Liefde maakt de wereld mooier, getuige dit gedicht:
“O, het is de zon
die zo bleek maakt
met die weerschijn van goud
op je haar en op je huid.
Zacht fruit ben je. Zacht fruit.”
Maar de liefde is weerbarstig, want de vrouw is voor de man een raadsel. Zal hij haar zijn liefde kenbaar maken? Of voor zich houden, uit verlegenheid? Er zit slechts een ding op: die tropische schoonheid aanspreken. Maar wordt de liefde beantwoord, is die wederzijds? De herinnering aan een ontmoeting met een vrouw blijft voor altijd in je hoofd, hart en lichaam zitten:
“Rivieren van gedichten
heb ik geschreven
bij de mangroven van jouw wimpers
en nog steeds
gaat mijn korjaal voort
al zingend over de golven
en zwenkend
door jouw tropenpracht.”
Ori stan!/Hou stand!
Jaagt een mens z’n dromen na? Ook deze levensvraag onderzoekt Slory in zijn poëzie, net zoals de universele menselijke onzekerheid van het bestaan, bijvoorbeeld in ‘De wand van het verleden’ of ‘De weg terug’.
Heb je de verwondering van een kind nog in je? Dat die wereld om hem heen met onbegrensde nieuwsgierigheid in de ogen kijkt? Gelukkig wordt er niet al te hard geoordeeld over je levenswandel en gemaakte keuzes. Het is geen schande om keuzes te heroverwegen, van pad te veranderen. Bovendien moet je je niet te veel aantrekken van wat anderen denken of vinden, kies de weg waar je je goed bij voelt.
‘Ori stan!/Hou stand!’ is een hoopvol gedicht over vertrouwen, volhouden, ook als het tegenzit in het leven. ‘Zoveel ik kon’ is een lofzang op de wereld om ons heen, op het leven, waar soms ook melancholische eenzaamheid is.
Paradijs
Michaël Slory kende bijna iedereen in Paramaribo, en iedereen kende hem. Hij las voor uit zijn werk en verkocht zijn poëziebundels op straat in het centrum van de hoofdstad. Surinamist Michiel van Kempen, duidelijk een bewonderaar van de dichter, geeft in het nawoord wat duiding aan de figuur Slory, die in een laat-koloniale samenleving leefde en dichtte in het besef van eeuwen slavernij. De keuze voor en trots op het Sranantongo was dan ook heel bewust.
Van Kempen roemt de authenticiteit Slory’s dichterschap, noemt hem een woordkunstenaar en “de wachter van het paradijs dat misschien alleen bestaat in het hoofd van de dichter”.
Als afsluiter nog een gedicht:
‘Verwaaide taal, toch stel ik je op prijs’
al is dat voor een heel andere wijs
van iemand die in vervoering is gevangen
in een verre flits van het vroegere Paradijs.
Michaël Slory, Torent een man hoog met zijn poëzie, Uitgeverij In de Knipscheer, Haarlem, 2012, ISBN 9789062658060, 80 pag., €17,50, vertaling (Sranantongo): John Leefmans
Lees ook onze recensie van de dichtbundel Alsof men alles loslaat van Michaël Slory en onze recensie van Zoeken naar Slory. Een reis door verrassend Suriname van Ezra de Haan