De Surinaamse koto, een teken van kracht, vrijheid en verzet
Het verhaal gaat dat de jaloerse echtgenotes van de witte plantage-eigenaren de blote bovenlijven van de tot slaven gemaakten maar niets vonden en iets bedachten waardoor ze er onaantrekkelijk uitzagen. De Surinaamse koto – met het silhouet van een bochel en een dikke kont – zou zo ontstaan zijn. Voor sommigen is dit een reden om deze dracht af te wijzen. Maar als we alle data over handel in stoffen, ruilmiddelen en tradities naast elkaar leggen heeft de koto, zoals we deze nu kennen, net na afschaffing van de slavernij zijn definitieve vorm gekregen. Het is vooral de kracht van de draagsters, die er een eigen betekenis aan geven, waarmee ze al eeuwen onderling communiceren, die imponeert.
Aantrekkelijke bijverdienste
In Europa werd tot in de middeleeuwen vooral kleding gemaakt van linnen en wollen stoffen gedragen. Alleen de rijke elite kon zich de luxe van zijde veroorloven. In de zestiende eeuw maakt Europa, via Portugese handelaren, kennis met katoen; prachtige kleurrijke handbeschilderde stoffen uit India, de zogenaamde sitsen. Deze gebloemde stoffen waren kleurecht door een speciale beitstechniek en bovendien prijzig. Deze Indiase stoffen werden zowel in Afrika als in Europa al snel geliefd. In 1602 nam de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) de handel van de Portugezen over. In die tijd was de handel in slaven, buskruit en alcohol voorbehouden aan de VOC zelf, maar de schepelingen mochten wel voor eigen rekening handelen in textiel, een aantrekkelijke bijverdienste.
Exotische motieven
Eigenlijk was de sits bedoeld als ruilmiddel voor specerijen uit Indonesië. Ondanks dat het even wennen was aan stoffen versierd met exotische motieven in heldere kleuren, was de belangstelling groot. In eerste instantie werden deze stoffen vooral toepast voor gebruik binnenshuis. Eind zeventiende eeuw kende de dure sits steeds meer toepassingen, het werd verwerkt in Hollandse en Friese streekdrachten. Ook ´bontjes´, geruite stoffen, die ook uit India geïmporteerd werden, vormden samen met de uitbundige bloempatronen de basis van de kleurrijke Hollandse klederdracht, vooral uit Hindeloopen.
Europese katoendrukkers
De grote vraag naar bedrukte katoenen stoffen wekte de belangstelling van de Hollanders om zelf katoen te gaan bedrukken. In 1678 wordt in Amersfoort de eerste Europese katoendrukkerij geopend en rond 1700 telde alleen Amsterdam al 80 katoendrukkerijen. De binnenlandse afzet floreerde, maar de Europese handel was vooral gericht op export. Om te kunnen concurreren met de Indiase stoffen, gingen de Europese textielfabrikanten hun stoffen in verschillende stijlen produceren, kleuren en patronen werden afgestemd op lokale smaken. Zodoende kon er in de verschillende landen en regio´s ruilhandel bedreven worden. In de loop van de negentiende eeuw hadden de Europese katoendrukkers een stevige positie in West-Afrika.
Zichtbare status
En zo ontstond er een handelsdriehoek tussen Europa, Afrika en West-Indië. De export van Europees textiel naar Afrika werd geruild tegen ivoor, goud en slaven. Vervolgens transporteerden de Europeanen de tot slaaf gemaakten naar plantages in Suriname, Curaçao en Sint-Eustatius en het vaste land van Noord- en Zuid-Amerika. Met de tot slaaf gemaakten werd ook textiel, sits, afgeleverd. De retourvracht naar Europa bestond vooral uit rietsuiker en ruwe katoen.
De Nederlandse textielhandelaren leverden stoffen aan de plantage-eigenaren. De tot slaaf gemaakten droegen geen mooie sitsen, maar vooral grof geweven linnen lappen uit India en later uit Europa. De vrouwen wikkelden alleen lappen om hun middel, net zoals ze dat gewend waren in Afrika. De tot slaaf gemaakte vrouwen die favoriet waren bij hun meester, kregen meer en duurdere stoffen, hiermee werd hun status zichtbaar.
Blote borsten
Men kon aan de dracht van de tot slaaf gemaakten zien tot welke religie hun meester behoorde. Hoewel het aanvankelijk de gewoonte was om het bovenlichaam onbedekt te laten, werden er steeds meer lappen gebruikt om dit lichaamsdeel te bedekken. Zeker de vrouwen die binnenshuis als bediende werkten, bedekten ook hun borsten. Ook het dragen van langere ruimvallende rokken kwam in de mode. In 1874 – na afschaffing van de slavernij – werd het bij wet verboden dat vrouwen zich met blote borsten vertoonden, en zo werd de lange rok over de borsten vastgebonden, de voorloper van de koto?
Liefde boven alles
Net als in West-Afrika droegen de tot slaaf gemaakten in Suriname een hoofddoek, angisa genoemd. In Afrika vertelde het patroon van de stof en de bindwijze een boodschap. De hoofddoeken waren belangrijk voor de onderlinge communicatie. Met de gevangen Afrikanen op weg naar Suriname ging dit gebruik, hun eigen communicatie, mee. Een taal die door de planters niet werd verstaan. Deze vierkante lappen stof worden met tapioca-meel gesteven en in een speciale vorm gevouwen. Er zijn hoofddoeken voor speciale gelegenheden, en ieder hoofddoek, patroon en vouwwijze heeft een betekenis: ‘Wacht op mij op de hoek’, ‘Wat een aanstelster!’, ‘Laat ze maar praten’, ‘wat je hart draagt toont je gezicht niet, liefde gaat boven alles’.
Volumineus en verhullend
De traditionele koto, gedragen door Surinaamse vrouwen, bestaat uit meerdere lagen wijduitstaande rokken. Daarop wordt een blouse gedragen en een jasje, yaki. Eind negentiende eeuw werd de rug opgevuld met een soort kussen, waardoor het yaki wijduit staat. Dit gebruik vertoont veel overeenkomsten met de tournure die rond 1870 in Europa in de mode was. Het silhouet van de koto is volumineus en verhult de vrouwelijke lichaamsvormen. De kotodraagster van deze Surinaams-Creoolse dracht heet kotomisi.
Dierbare herinnering
Waarschijnlijk is de koto – zoals wij die nu kennen – ontstaan na de slavernijperiode. Toch wordt er vaak verband gelegd tussen die periode en deze dracht, het wordt geassocieerd met sociale rangorde. Deze kleding wordt door sommigen gezien als een statussymbool en een bevestiging van de maatschappelijk positie. Toch is de koto voor velen binnen de Afro-Surinaamse gemeenschap vooral een dierbare herinnering.
De koto heeft veel ontwikkelingen doorgemaakt, het is een samensmelting van Europese mode-elementen uit de achttiende en negentiende eeuw en stoffen die hun oorsprong vinden in Azië en later in Europa geproduceerd zijn. Maar het is vooral de kracht van de draagsters die laat zien waar ze voor staat. Die zich laat inspireren door kleding en stoffen uit alle windstreken en hiermee een creatie maakt die perfect bij haar persoonlijkheid en de gelegenheid past.
In de jaren zestig verdween de koto uit het straatbeeld in Suriname, maar een kotomisi draagt bij feestelijkheden nog steeds haar koto, waarbij ze stoffen uit verschillende culturen combineert. Het is een teken van vrijheid en verzet, en zo worden boodschappen nog steeds doorgegeven via deze bijzondere Surinaamse dracht.
Deze bijdrage is onderdeel van de Special Slavernij, herfst 2021
Met dank aan Jantien van Elk, bibliothecaris in het Textielmuseum Tilburg, voor het ter beschikking stellen van archiefstukken over de Leidse katoenmaatschappij. De stalenboeken met uitgebreide beschrijvingen en verfrecepten geven een goed inzicht in de kennis over bedrukt katoen in Nederland rond1840.