Vrije tijd & Toerisme

Bergen, helden en een oude vent

2 augustus 2024

Mark Weenink

Interview met Nico Verbeek over zijn boek In de schaduw van het peloton over Colombiaans wielrennen

Colombianen zijn gek van sport. Dat geldt zeker ook voor wielrennen. Traditioneel zijn ze sterk in de bergen, logisch gezien de geografie van het Zuid-Amerikaanse land. In de jaren tachtig was Lucho Herrera een grote naam, Nairo Quintana en Egan Bernal zijn de helden van nu. Onze correspondent Nico Verbeek – zelf ook wieleradept – verdiepte zich in de wielergeschiedenis van het land dat hij sinds 1996 als zijn thuis mag noemen. Het resultaat is het boek In de schaduw van het peloton. Van narco-sponsors tot de eerste Colombiaanse gele trui. La Chispa interviewde hem over dit mooie non-fictiewerk.

De Tour de France 2024 zit erop. Beste Colombianen waren Santiago Buitrago (10) en Egan Bernal (29). Hoe beoordeel je het optreden van Colombiaanse renners in de afgelopen Tour? Hoe omschrijf je het technische niveau van Colombiaanse wielrenners?
“Voor het Colombiaanse wielrennen was deze Tour niet zo bijzonder. Er deden maar vier renners mee: Egan Bernal (Ineos), Harold Tejada (Astana), de sprinter Fernando Gaviria (Movistar) en Santiago Buitrago (Bahrain). Alleen Gaviria reed de Tour niet uit, Bernal moest afhaken voor een goede klassering toen het er echt om ging en alleen Buitrago kon redelijk bijblijven. De beste Colombiaanse renner van dit seizoen, Daniel Martínez, werd tweede in de Giro dit jaar, maar deed niet mee in de Tour.
Het niveau van de Colombiaanse professionele wielrenners is hoog, ze kunnen met de besten in de wereld mee; een groot aantal zit bij de belangrijkste professionele wielerteams in Europa. Een probleem voor de Colombiaanse renners die in de grote rondes voor het algemeen klassement rijden, blijft de tijdrit, traditioneel een zwak punt. Colombiaanse wielrenners zijn natuurlijk het beste in de bergen, hoe hoger hoe beter… Nairo Quintana doet half augustus mee aan de Ronde van Spanje, waar Colombiaanse renners het altijd goed doen.”

Dit boek kent veel verhalen en details, een enorme klus. Hoe ben je te werk gegaan met de berg aan informatie om er een boeiend verhaal van te maken?
“Het was inderdaad een behoorlijke klus, het gaat tenslotte om zeventig jaar wielergeschiedenis en daarin gebeurt nogal wat. Een nadeel is dat er in Colombia geen echte traditie bestaat van wielerliteratuur, zoals in Nederland en in andere Europese landen. Uiteindelijk heb ik wel voldoende feitenmateriaal gevonden in een aantal oude boeken en op wielersites op internet. Belangrijk voor het onderzoek waren natuurlijk de interviews met de renners en wielercoaches zelf, want ik heb altijd geprobeerd om vooral de persoonlijke verhalen van de renners aandacht te geven, dat is eigenlijk mijn leidraad geworden. En dan komen vanzelf ook de bizarre verhalen over het leven in een land als Colombia naar boven, want het is natuurlijk niet hetzelfde op te groeien in Marinilla op het platteland van Antioquia als in Zeeland of Den Haag.”

Welke Colombiaanse renner spreekt jou het meest aan en waarom? Wat is jouw favoriete Colombiaanse wielermoment?
“Van de oudste generatie wielrenners springt voor mij Cochise Rodríguez eruit. Hij begon als baanrenner, was de eerste Colombiaanse wereldkampioen en verbeterde in 1970 het werelduurrecord. Maar hij won ook vier keer de Ronde van Colombia en kon goed klimmen, hij was geweldig allround. Wielerkenners uit die tijd zagen in hem een soort Eddy Merckx. Jammer genoeg ging hij pas op latere leeftijd naar Europa en kon hij die claim nooit waarmaken. Ik heb hem in Medellín geïnterviewd, hij is nu 82 jaar en fietst nog steeds.
Van de grote generatie van de jaren tachtig is mijn favoriet zonder enige twijfel Lucho Herrera. Hij is de belangrijkste Colombiaanse renner uit de geschiedenis en heeft Colombia voor het eerst als wielerland bekendheid gegeven. Ook als persoon vind ik hem sympathiek, vooral omdat hij bevriend was met Luis Carlos Galán, de staatsman die in 1989 door de drugsmaffia werd vermoord – mijn andere idool. Lucho is erg vriendelijk en erg bescheiden, hij vindt het geen probleem om een praatje te houden over vroeger.
Van de huidige generatie wielrenners heb ik een zwak voor Rigoberto Urán en dat komt vooral door zijn levensverhaal dat bijzonder indrukwekkend is en tegelijk illustratief is voor de Colombiaanse realiteit van geweld en armoede. Zijn vader werd vermoord door paramilitairen, precies toen hij zelf het wielrennen als hobby had ontdekt. Daarna werd dat wielrennen voor hem een manier om zijn leven een positieve wending te geven. Rigoberto Urán is niet alleen een zeer markante persoonlijkheid, charismatisch en extrovert, hij heeft ook veel andere jonge Colombiaanse renners geholpen het te maken in Europa. En hij is er óók nog in geslaagd een succesvol zakenman te worden. Ja, wat is ‘Rigo’ allemaal niet… Dit jaar waarschijnlijk bezig aan zijn laatste jaar als professional.
Mijn favoriete wielermoment is de twaalfde etappe van de Tour de France 1985, tussen Morzine en Lans-en-Vercors, met verschillende cols van de hoogste categorie, waarin Fabio Parra ontsnapt en Lucho Herrera daarna naar hem toe rijdt. Als ze samenkomen, praten ze even en gaan dan samen verder. Als het doek boven de eindstreep in zicht komt, houdt Lucho even zijn benen stil, laat de handen van zijn stuur glijden en doet de rits van zijn trui dicht. Fabio Parra gaat als eerste over de streep. Herrera verdient de bolletjestrui voor het bergklassement.”

Je geeft aan de Colombiaanse journalisten die wielrennen verslaan nogal overdrijven en zaken verzinnen. En dat als resultaten tegenvallen, dat ze wielrenners beschimpen en bekritiseren. Hoe verklaar je dat fenomeen?
“Het is misschien niet iets dat alleen voor Colombia geldt. Als sportprestaties tegenvallen kunnen journalisten en media in de hele wereld erg kritisch en zuur zijn, vaak op het irrationele af. In Colombia speelt misschien nog iets anders mee, en dat heb ik ook gezien met het voetbal in het verleden. De media klopten de prestaties van de nationale selectie erg op, ze dichtten ze kansen toe om wereldkampioen te worden, terwijl dat misschien niet helemaal realistisch was. Dat gebeurde bij de WK van 1994, toen Colombia tot favoriet werd gebombardeerd en er al in de eerste ronde uitvloog. Voor een deel waren er ook commerciële belangen in het spel, want sponsors hadden veel geld uitgegeven.
Iets dergelijks gebeurde ook rond 1990 met het wielrennen. De grote successen van de jaren tachtig, met Lucho Herrera en Fabio Parra, waren voorbij en er stonden niet meteen opvolgers klaar. De media investeerden veel personeel en geld in de uitzendingen van de Tour de France en de Vuelta de España en de teleurstelling was groot toen er geen nieuwe helden opstonden. En iemand moest de schuld krijgen, zo werkt dat…”

In het boek beschrijf je rivaliteit tussen groepen fans van verschillende renners. Fans die ‘tegenstanders’ hinderen of zelf fysiek bedreigen of aanvallen. Waar komt dit fanatisme volgens jou vandaan?
“Dit is wat mij betreft een van de interessante historische fenomenen die ik ontdekte bij het onderzoek en een gebied waar sport en sociologie samenkomen. Colombia is een enorm land, dertig keer Nederland qua oppervlakte, en vooral een land van regio’s, met elk een andere cultuur. Veel van die regio’s waren ook nog eens bijzonder geïsoleerd ten opzichte van andere, als gevolg van een gebrekkige infrastructuur.
De eerste Ronde van Colombia, in 1951, was de eerste nationale sportgebeurtenis van die omvang en zorgde ervoor dat mensen in de verschillende regio’s zich bewust werden van het bestaan van de buren in hun eigen land. Hoewel de eerste Ronde van Colombia maar door een beperkt gedeelte van het land fietste, raakten de Colombianen, vooral door de radioverslagen, toch op de hoogte van onbekende steden en streken in hun eigen land.
Dat de Ronde van Colombia dus bijdroeg tot een zeker eenheidsgevoel, een natiebesef, klopt zeker, al heeft de Engelse sportjournalist Matt Rendell in zijn boeken het belang van het Colombiaanse wielrennen als cultureel fenomeen ook wel overdreven: de wielrenners waren echt niet in staat om bijvoorbeeld het door de burgeroorlog verscheurde land bij elkaar te brengen, zoals hij soms lijkt te suggereren.
In ieder geval bleven de regionale sentimenten erg sterk: vooral tussen renners uit Bogotá en de departementen Cundinamarca en Boyacá aan de ene kant en de renners uit Antioquia (en hoofdstad Medellín) aan de andere kant. Dit leidde ertoe dat supporters uit Bogotá de veelvoudig Ronde van Colombia-winnaar Ramón Hoyos, uit Antioquia, in de Rondes van de jaren vijftig regelmatig bekogelden met stenen en stokken…”

In het boek beschrijf je ook de vijandigheid van de Franse renners destijds in de Tour de France richting Colombiaanse renners, bijvoorbeeld Hinault maar nog meer Laurent Fignon. Waar komt deze vijandigheid vandaan?
“In 1983 besloot de organisatie van de Tour de France om voor het eerst ook amateurs uit Colombia en de Sovjet-Unie toe te laten, vooral met het idee om de Tour wat interessanter te maken. Niet alle Europese renners vonden dat een aantrekkelijk idee, want ze wisten al dat sommigen van die Colombianen erg hard konden fietsen, vooral in de bergen. De Tourorganisatie probeerden die – vooral Franse – renners te paaien door het aantal tijdrit-kilometers flink te verhogen en de vlakke etappes langer te maken. Ze wisten dat de Colombianen daar tijd zouden verliezen.
Dus het sportieve en competitieve element speelde zeker een rol. Bij sommige wielrenners was er ook sprake van een regelrechte intolerantie en discriminatie, want tot de jaren tachtig was het wielrennen een puur Europese bezigheid geweest. Waarschijnlijk het meest bizarre was de reactie van Laurent Fignon die allerlei rare uitspraken deed, bijvoorbeeld over de veronderstelde superioriteit van de Europese renners tegenover ‘die indianen’ uit Amerika. Fignon was toch al een rare knakker, hij beschuldigde de Colombianen er later ook van etappes en overwinningen gekocht te hebben – in sommige gevallen waren dat wedstrijden waar ze niet eens hadden gewonnen. Maar Fignon was wel het meest extreem en xenofoob. Hinault was een stugge Breton, niet echt sociaal bezig met andere renners uit andere culturen, maar hij trok later wel wat bij: Lucho Herrera heeft goede woorden voor hem over en noemt hem de laatste echt complete renner-kampioen.
Dat het allemaal ook relatief was, bewijst wel dat in de eerste helft van de jaren tachtig een groot aantal Europeanen (inclusief Fignon en zelfs Hinault) een paar weken gingen trainen in de bergen van Colombia.”

Waarom hebben Egan Bernal en Rigoberto Urán nog nooit de Vuelta a Colombia (ronde van Colombia?) gereden. Wat is de status van die ronde?
“De Ronde van Colombia begon in 1951 en in de eerste twintig jaar was het prestige ervan in Colombia erg groot. Dat kwam ook omdat de Colombiaanse wielrenners in die periode alleen koersen reden in Colombia zelf en verder alleen in landen van Zuid-Amerika en Midden-Amerika. De status van de Ronde van Colombia was erg hoog: een goede prestatie betekende voor de renners nationale bekendheid en eeuwige roem.
Vooral vanaf de jaren tachtig, toen steeds meer Colombiaanse renners actief werden in de Europese rondes, verminderde het prestige van de eigen ronde omdat de aandacht van de wielerliefhebbers zich richtte op de Ronde van Spanje, de Giro en de Tour. Omdat die renners bij Europese ploegen zaten, werd de kalender van het jaar bepaald door die ploegen en was er geen plaats meer voor deelname aan de Ronde van Colombia. Het aanzien van die ronde werd steeds minder en uiteindelijk reden alleen mindere goden en jonge renners uit Colombia wedstrijden in eigen land.”

In de Nederlandse taal is er bij sportverslaggevers een apart vocabulaire ontstaan omtrent wielrennen met allerlei termen en uitdrukkingen, bijvoorbeeld chaspatat, hongerklop, in waaier rijden, etc. Hoe zit dat bij de Colombiaanse verslaggeving?
“Ik heb de grote dagen van het Colombiaanse wielrennen in de jaren tachtig niet in Colombia, maar in Nederland meegemaakt, dus heb ik toen niet kunnen genieten van de Colombiaanse commentatoren. De laatste jaren luister ik veel naar Mario Sabato, een Argentijnse wielerfan die eerst voor ESPN en nu voor het Colombiaanse RCN commentaar geeft. Hij is zeer enthousiast, schreeuwt er lustig op los en staat erom bekend allerlei creatieve bijnamen te verzinnen voor de grote Colombiaanse renners, zoals Nairoman (Nairo Quintana), El Toro de Urrao (Rigoberto Urán) en El Niño Maravilla de Zipaquirá (Egan Bernal).”

In het boek lees ik dat je (familie van) verschillende Colombiaanse wielrenners persoonlijk hebt bezocht om hen te spreken. Bijvoorbeeld Mauricio Soler, familie van Nairo Quintana. Hoe waren die ontmoetingen? Voel je je dan de zoveelste journalist? Maakt het nog uit dat je ‘buitenlander’ bent, ook al woon je lang in Colombia?
“De meeste interviews hebben hun eigen verhaal. In de periode dat ik bij de familie van Nairo Quintana in Boyacá langsging, was hij een superheld in Colombia. Een interview met hemzelf was bijna onmogelijk, maar een bezoekje aan de familie op de plek waar Nairo is geboren, was ook veel interessanter. Zijn vader kon je makkelijk interviewen, want hij had een winkeltje en daar kon je gewoon naar binnen wandelen en als vader Quintana in een goed humeur was, mocht je hem van alles vragen. Dat je een buitenlander bent, helpt dan wel wat.
Het bezoek aan Mauricio Soler was wel indrukwekkend. Het was al vier jaar na zijn zware val en ik wist dat hij daarbij ernstig gewond was geraakt, maar ik dacht dat hij na zoveel jaar wel een ‘normaal’ leven zou hebben, maar het voelde echt als een ziekenbezoek. Hij liep heel langzaam en moeizaam, hij reageerde heel traag en hij was ook heel veel vergeten.
Het interview met mijn oude held Cochise Rodríguez verliep niet helemaal vlekkeloos, en dat kwam onder andere door een raar misverstand. Hij verwachtte een hele cameraploeg uit het buitenland aan te treffen – hij is wel ijdel en verzorgt zijn pr prima – en toen hij een oude vent met een schrijfblokje zag verschijnen, was hij wel teleurgesteld en dat liet hij ook wel blijken tijdens het interview dat volgde.”

Nico Verbeek, In de schaduw van het peloton. Van narco-sponsors tot de eerste Colombiaanse gele trui, Just Publishers, Amsterdam, 2024, ISBN 9789089750327, 288 pag., €22,99

Lees ook onze recensie over Nico Verbeeks boek over voetbal in Colombia Eigen doelpunt.

 Lees ook ons interview met Nico Verbeek over zijn boek over drugshandel en Colombia Het kartel van de narcos

Gerelateerde berichten

agsdix-null

Politiek & Maatschappij

agsdix-null

Kunst & Cultuur

agsdix-null

Vrije tijd & Toerisme

agsdix-null

Economie & Ondernemen

agsdix-null

Milieu en Natuur

agsdix-null

Onderzoek & Wetenschap

Blijf op de hoogte

Adverteren op onze website?

Dat kan! Tegen een scherp tarief plaatsen wij uw advertentie.

Ontvang onze nieuwsbrief

Schrijf u in en ontvang onze digitale nieuwsbrief met een overzicht van onze nieuwe artikelen.

Volg ons op social media

Wees als eerste op de hoogte van nieuwe artikelen en deel artikelen met uw netwerk.

Share This