Getuigenis van Virginia Vallejo, minnares van de Colombiaanse drugsbaron
irginia Vallejo en Pablo Escobar zagen elkaar voor het eerst in 1982, op het moment dat ze allebei op het hoogtepunt stonden van hun carrières. Vallejo was een populaire tv-presentatrice die de Colombiaanse mannen het hoofd op hol bracht door haar reclames voor nylonkousen Di Lido. Escobar, een getrouwde man, was de ongekroonde koning van een nieuwe generatie drugshandelaren die druk bezig was de wereldmarkt van het witte poeder te veroveren.
Vallejo tekende haar verhaal op in Ik was de vrouw van Pablo Escobar (2007), in Colombia oorspronkelijk verschenen onder de titel Amando a Pablo, odiando a Escobar. Ze leren elkaar kennen op haciënda Nápoles, het favoriete buitenhuis van Escobar in Magdalena Media, waar hij zakenbijeenkomsten belegde, bloedige aanslagen beraamde, maar waar hij ook Jan & alleman uitnodigde. Die mochten zich dan vergapen aan zijn protserige haciënda, in een omgeving van ongerepte natuur, riviertjes en wilde dieren, hoogstpersoonlijk geïmporteerd uit Afrika. Escobar zelf was toen net tot parlementariër gekozen.
Vallejo beschrijft vervolgens hoe ze op het punt staat te verdrinken in de rivier en dat Escobar, als een ware Tarzan, naar haar toe zwemt en haar het leven redt. Het verhaal is niet te checken want Escobar zelf ligt al bijna vijfentwintig jaar onder de zoden en met de andere deelnemers aan het uitstapje is Vallejo al sinds jaren niet meer on speaking terms. Het lijkt daarom niet meer dan een verzonnen verhaaltje van schrijfster Vallejo, vooral bedoeld om haar romance met de drugscapo te rechtvaardigen.
Want hoe leg je anders uit dat je, als sjieke en aristocratische dame, het aanlegt met een boerse, onbeschaafde, omhooggevallen nieuwe rijke? Die ook nog eens oerlelijk is, vrij dik en klein van postuur (voor Vallejo moeten mannen lang en atletisch zijn), en bovendien betrokken is bij illegale zaakjes? Al was dat laatste misschien nog wel het minste wat haar zorgen baarde.
Puberale meisjes
Je hoeft geen psycholoog te zijn om te begrijpen waar Vallejo’s fascinatie voor Escobar vandaan komt. Vallejo is namelijk een vrouw die al haar minnaars afrekent op de omvang van hun bankrekening. Van mannen zonder geld moet ze helemaal niks hebben. Al vanaf de eerste pagina’s vertelt ze uitgebreid over al die miljonairs die ze in de loop der jaren aan de haak heeft geslagen en wat haar dat allemaal heeft opgeleverd. Ze gaat er prat op minnares te zijn geweest van de drie rijkste ondernemers van Colombia: biermagnaat Julio Mario Santo Domingo, bankier Luis Carlos Sarmiento en frisdrankenkoning Carlos Ardila Lülle.
Trots laat ze optekenen: “Gedurende de volgende twaalf jaar van mijn leven zou ik bijna altijd een verloofde of geheime minnaar hebben die de troon van de rijkste man van Colombia bezette.” Als Vallejo een kleine depressie heeft, krijgt ze een reisje naar Miami aangeboden en dan kan ze er weer even tegen. Last van scrupules heeft ze ook niet. “Want tja, hoe belangrijk is het verleden van een verliefde man als die zonder blikken of blozen je onbegrensde koopwoede financiert?”
De ware reden voor haar interesse in Escobar vertelt ze in de vorm van een kleine anekdote. Ze heeft zelf een kleine tv-productiemaatschappij, TV Impacto, en ze stelt Escobar voor daarin te investeren en haar bedrijfje zo van het bankroet te redden. Voor Vallejo vertegenwoordigt Escobar vooral: rijkdom en macht. En wat ziet Escobar op zijn beurt in Vallejo: een vrouw van (al) in de dertig, terwijl hij doorgaans zijn pleziertjes zoekt bij jonge schoonheidsmissen van de laatste miss Colombia-verkiezingen of vaker nog, bij puberale meisjes van veertien, vijftien jaar, zijn favoriete ‘doelgroep’?
Boerenpummel
“Hardop denk ik: ik ken geen man met zo’n viriele uitstraling als hij. Een ruwe diamant die nog nooit een vrouw als ik heeft gehad. Ik ga mijn best doen om hem te polijsten en hem alles bij te brengen wat ik zelf heb geleerd, zodat hij straks naar me smacht als naar water in de woestijn.”
Natuurlijk, dat is de deal! In ruil voor de harde dollars gaat Vallejo haar minnaar onder handen nemen en hem van een onbeschaafde boerenpummel veranderen in een mediagenieke politicus die er klaar voor is om president te worden. Ze stelt zich voor hem te leren omgaan met de media en probeert ervoor te zorgen dat hij in de wereld van de ‘echte’ jetset geen modderfiguur slaat.
Maar van een serieuze gooi naar het presidentschap komt het niet. Escobar is ongeduldig, heeft een opvliegend temperament en gaat de dagelijkse problemen het liefst te lijf met een machinegeweer en flink wat kilo’s dynamiet. Als de nieuwe minister van Justitie, Rodrigo Lara, hem publiekelijk te kijk zet als crimineel, raakt zijn geduld op en zoekt hij naar wraak.
En daarom verandert alles op 30 april 1984. Dan wordt Lara vermoord en zijn Escobar en z’n handlangers gedwongen te vluchten naar het buitenland. Het is ook het moment dat voor Virginia Vallejo haar geliefde ‘Pablo’ transformeert in de gehate ‘Escobar’. Dan beginnen de clandestiene bezoeken, de ruzies en wordt haar minnaar een monster: het Beest met de Zwarte Ziel, zoals ze hem met gevoel voor drama gaat noemen.
Greta Garbo
Vallejo zelf is allang niet meer de meest begeerde vrouw in het land, waar iedereen met een mengeling van bewondering en afgunst naar kijkt. Ze verliest bijna al haar sjieke en rijke vrienden en wordt door de maatschappij uitgekotst. Ook wordt ze bedreigd en krijgt ze de vijanden van haar minnaar achter zich aan. In 1989 gaat ze voor een paar jaar naar Duitsland, maar ze is precies op tijd weer terug in Colombia om via de media de dood van Escobar mee te maken en de euforie die dat bij de bevolking teweegbrengt.
In Colombia is Vallejo een paria geworden en ook een baantje als actrice in een tv-soap kan het tij niet meer keren. Als een ware Greta Garbo zegt ze de camera’s voorgoed vaarwel en vlucht ze, samen met haar moeder, naar Miami, waar ze alle tijd heeft om haar zonden te overdenken en waar ze haar memoires-boek Amando a Pablo, Odiando a Escobar schrijft.
Daarmee lost ze tegelijk een oude belofte in die ze verschillende keren aan Pablo Escobar had gedaan, namelijk om nog eens zijn levensverhaal op schrift te stellen. Geen vreemd verzoek, want van Escobar was bekend dat hij nogal bezorgd was om zijn plaats in de geschiedenis. Toch zal het boek dat er nu is gekomen waarschijnlijk niet het verhaal zijn geworden dat Pablo Escobar zelf in gedachten had gehad.
Waardeloze minnaar
Toen het boek van Vallejo in 2007 in Colombia uitkwam, ging het vooral over al die bekende namen die ze in het boek noemt: die van parlementariërs, ondernemers en ex-presidenten die allemaal hun momenten met de drugskartels hebben gehad en daar uiteraard liever niet aan herinnerd wilden worden.
Nog het meest ging het over de toenmalige president, Álvaro Uribe Vélez. Vallejo vertelt onder andere dat Uribe een vliegtuigje zou hebben gehuurd van Escobar en ook dat Uribe als directeur van de burgerluchtvaartdienst drugspioniers als Escobar erg behulpzaam was met het verstrekken van vergunningen voor de landingspistes en vliegtuigjes die ze nodig hadden voor hun handel. “Zonder de hulp van die gezegende jongen (Álvaro Uribe), zouden wij nu nog steeds onze cocapasta uit Bolivia moeten smokkelen, verstopt in een autoband”, zo zou Escobar haar eens hebben toegefluisterd.
De memoires balanceren voortdurend op een dunne lijn tussen feit en fictie en het is moeilijk in te schatten wat precies wáár is en wat alleen maar is opgeschreven door Vallejo om zichzelf te rechtvaardigen. Een van de meest interessante episodes is dat ze, nadat ze tijdelijk afscheid heeft genomen van Escobar, een flirt heeft met zijn grootste vijand: Gilberto Rodríguez Orejuela, de leider van het concurrerende Cali-kartel. Eerst met Pablo Escobar gaan en het daarna aanleggen met zijn aartsvijand Gilberto, dat is natuurlijk vragen om moeilijkheden.
Maar Vallejo zou Vallejo niet zijn als ze er niet een fraaie draai aan weet te geven: ze wilde alleen maar als bemiddelaar optreden tussen haar twee minnaars om een oorlog tussen de kartels te voorkomen, zo schrijft ze. Zelf denkt ze dat Escobars woede om deze affaire vooral te maken heeft met het feit dat “mannen er vooral bang voor zijn dat de vrouw in kwestie aan de andere doorbrieft hoe wel of niet getalenteerd de andere in bed was en Escobar was een waardeloze minnaar”. Ook elders had ze al eens laten doorschemeren dat Escobar weinig talent had voor wat zich tussen de lakens afspeelde.
Missers
Wat mij betreft is het boek zeker het lezen waard. Er staat veel interessants in over de recente Colombiaanse geschiedenis en al kun je vaak kanttekeningen plaatsen bij de interpretatie van de historische feiten door Vallejo, enige kennis moet ze toch gehad hebben. Want met Escobar had ze een eersteklas bron en bovendien was ze kind aan huis bij de politieke en economische elite van het land. Iets moet ze dus wel hebben opgestoken.
Wel moet je bestand zijn tegen Vallejo’s enorme ego, de volkomen schaamteloze manier waarop ze haar rijkeluisleventje beschrijft en ook dat ze er maar weinig blijk van geeft van haar fouten te hebben geleerd. Haar stijl van schrijven maakt veel goed, want meestal weet ze de goede toon te treffen. Soms wat te larmoyant, maar meestal met een gezonde dosis relativering en humor.
Het is jammer dat bij de uitgave en vertaling naar het Nederlands nogal wat dingen de mist in zijn gegaan. Kennis omtrent Colombia en Colombiaanse termen en namen ontbreken helaas en daar kan de hulp van Google weinig aan doen.
Een paar opvallende missers. Profesionales (beroepsbeoefenaren) kun je echt niet vertalen met ‘vaklui’. Tierra Caliente en Tierra Fría, vertaald als De Warme Streek en de Koude Streek, zijn geen specifieke geografische eenheden, maar worden in Colombia gebruikt om aan duiden of je in het (warme en tropische) laagland bent of in de hogere Andes-bergen.
Gremio mag je ook niet vertalen met vakbond, want in de context hier wordt geduid op een bepaalde bedrijfstak of sector. De ‘sector’ of ‘branche’ van de drugshandel in dit geval – een vakbond hebben ze nooit opgericht.
Silleteros zijn geen praalwagens bij een bloemencorso, maar personen die met een groot schild met bloemen op hun rug in de bloemenoptocht meelopen.
Marielitos is niet de verzamelnaam van Cubaanse criminelen, maar de benaming van de eerste golf van gevluchte Cubanen uit de Cubaanse havenstad Mariel.
Helemaal onbegrijpelijk is de toevoeging van een namenlijst van niet meer dan een pagina, waarop zogenaamd de (onbekende?) namen die in het boek worden genoemd nog eens worden uitgelegd. Het is niet meer dan een handjevol en de informatie die wordt gegeven beperkt zich tot wat al in het boek stond. Overbodig dus. Jammer dat de uitgever niet wat meer onderzoek heeft gedaan en een vertaler heeft gezocht die meer weet over Colombia en Latijns Amerika.
Lees ook onze recensie van Het kartel van de narcos. Opkomst en ondergang van de cocaïnebaronnen
Virginia Vallejo, Ik was de vrouw van Pablo Escobar, Xander Uitgevers, Amsterdam, 2017, ISBN 9789401606523, 397 pag., €22,50, vertaling: Textcase, César Noordewier en Imke Zuidema
Recensie is geplaatst op 8-6-2017