Recensies boeken

After Insurgency. Revolution and Electoral Politics in El Salvador

28 mei 2020

Jan de Kievid

Boeiend boek van Ralph Sprenkels over teleurgestelde guerrillastrijders

Meteen na het einde van de burgeroorlog in 1992 ging de 22-jarige Nederlander Ralph Sprenkels, die in Mexico studeerde, naar El Salvador. Als actief lid van een solidariteitscomité werd hij beschouwd als lid van een van revolutionaire organisatie en daarom werd hij toegelaten tot het Midden-Amerikaanse land. Die organisatie had als onderdeel van het FMLN (Front Farabundo Martí voor Nationale Bevrijding) twaalf jaar lang harde strijd gevoerd tegen het regeringsleger. Die regering leunde zwaar de op militairen en de Verenigde Staten. Omdat guerrilla en militairen elkaar niet definitief konden verslaan, besloten ze na onderhandelingen onder leiding van de Verenigde Naties de strijd te beëindigen. Sprenkels bleef tien jaar in het land om mensenrechtenschendingen door de militairen te onderzoeken.

In 1992 werd het FLMN van een guerrillabeweging een legale politieke partij. De leden moesten hun wapens inleveren en een plaats in de samenleving zoeken als gewone burgers van El Salvador. Dat viel vaak niet mee. Sprenkels zag “de verwarring en ontreddering die de overgang teweegbracht bij veel guerrillastrijders, vooral bij degenen in die oorlogstijd volwassen waren geworden. Wat moesten ze met hun leven doen als nooit iets anders hadden geleerd dan soldaat zijn? Hoe moesten ze overleven als hun organisatie hen niet meer zou kleden en voeden?” Deze ervaring van Sprenkels vormde de kiem van een jarenlang diepgaand historisch en antropologisch onderzoek dat in 2018 resulteerde in het indrukwekkend boek After Insurgency. Revolution and Electoral Politics in El Salvador.

Revolutionaire familie

Sprenkels was inmiddels getrouwd met een Salvadoraanse vrouw uit een revolutionaire familie, van wie een zuster en broer door militairen waren gedood. Hij studeerde in Nederland af en keerde voor nader onderzoek terug naar El Salvador. In 2014 promoveerde hij met een proefschrift waarvan After Insurgency een herziene en meer publiekgerichte versie is, al staat dat in het boek niet vermeld. Sprenkels was toen docent aan de Universiteit Utrecht en overleed in september 2019 op vijftigjarige leeftijd plotseling na een hartstilstand.

Er was al veel geschreven over de overgang van burgeroorlog naar vrede in El Salvador en de omvorming van het FMLN van linkse guerrillabeweging in een ‘gewone’ politieke partij, die meedeed aan verkiezingen en onderhandelingen in een gedeeltelijk democratisch politiek stelsel. Dat betekende minder revolutionaire doelstellingen en meer pragmatische compromissen sluiten. De partij bleef in handen van vroegere guerrillaleiders, die zich vaak nogal tevreden toonden over wat ze hadden bereikt. Dat was zeker het geval toen het FMLN in 2009 en opnieuw in 2014 de presidentsverkiezingen won, de tweede keer met voormalig guerrillacommandant Salvador Sánchez Céren als president.

Bijbelse termen

Parallel aan dit perspectief van de officiële politiek loopt het idee dat El Salvador in 1992 een nieuwe, frisse start kon maken. Dat gold misschien voor de politieke elite, maar Sprenkels had vaak meegemaakt dat gewone guerrillastrijders daar anders over dachten. Voor hen was er geen frisse start, de oorlog bleef hun leven beheersen en velen voelden zich teleurgesteld en door de FLMN-leiding in de steek gelaten. Voor zijn onderzoek over hun ervaringen met de overgang interviewde Sprenkels een of meerdere malen 89 voormalige strijders: 63 mannen en 26 vrouwen. De guerrillaorganisatie had jarenlang hun hele leven bepaald. Voor een vrouw vertegenwoordigde de organisatie “je leven, je familie, het was alles, het gaf je leven zin. De vertegenwoordiger van de organisatie besliste zelfs op veel manieren over je privéleven… Het belangrijkste was de strijd… Dus je identificeerde je met wat je deed… En je wist dat je kameraad op ieder moment zijn leven voor jou zou geven, en jij voor hem… Dat alles gaf je een sterk gevoel van erbij horen”. Een man dacht zelfs in Bijbelse termen over de organisatie, beïnvloed door de bevrijdingstheologie. De strijders waren een soort uitverkoren volk dat nu door de woestijn trok, maar vroeger of later zouden zijzelf of hun kinderen het beloofde land bereiken. Met zulke verwachtingen moest het El Salvador van na 1992 wel tegenvallen.

Lijfwacht

Er waren bij de vrede in 1992 enige voorzieningen getroffen voor oud-strijders. Sommigen kregen een stukje land om te bebouwen, anderen studiebeurzen en mensen met voldoende opleiding konden in dienst bij de nieuwe nationale politie. Toen het FMLN eerst lokaal en daarna landelijk verkiezingssuccessen behaalde, konden de nieuwe FMLN-bestuurders mensen uit hun achterban aan overheidsbanen helpen. Ook daarbij gingen de best opgeleiden vaak voor. Een aantal goede ex-guerrillastrijders met weinig formele opleiding kon wel aan de slag als lijfwacht een FMLN-leider. Toch voelden veel gewone oud-strijders zich onvoldoende beloond voor hun inspanningen in de strijd. Zij hadden zich het meeste opgeofferd, onder hen waren de meeste doden gevallen, waarom plukten ze dan zo weinig van de vruchten van de macht van het FMLN? Het El Salvador van na 1992 was een diepe teleurstelling.

Elf foto’s

Een van de manieren om zicht te krijgen op de levenslopen van oud-strijders was via foto’s die tijdens of aan het eind van de burgeroorlog van guerrillagroepen waren gemaakt. Sprenkels zocht foto’s waarop minstens een bekende van hem stond. Via die bekenden, die nog contact met anderen hadden, kon op totaal elf foto’s van 145 mensen – ruim negentig procent van degenen die de oorlog hadden overleefd – worden achterhaald hoe ze na 1992 in hun levensonderhoud voorzagen. Dat leverde natuurlijk geen representatieve steekproef op, maar wel een globale indicatie. Bijna een vijfde had het land verlaten (boven het landelijke gemiddelde), meestal naar de Verenigde Staten. Van de in El Salvador geblevenen had de helft een baan gevonden bij de overheid (vooral politie), het FLMN als organisatie of aan het FMLN gelieerde ngo’s.

Dat zoveel mensen van de groepsfoto’s na twee decennia nog te vinden waren en veel van hen direct of indirect via het FLMN aan werk waren gekomen, toont aan hoe sterk de contacten en netwerken uit de tijd van de burgeroorlog zijn. Veel oud-strijders hebben zich verenigd in veteranenorganisaties, waarvan Sprenkels er drie onderzocht. In deze clubs zitten veel ontevreden ex-strijders die vinden dat ze te weinig hebben gekregen. Ze vragen het FLMN voortdurend om betere voorzieningen en meer banen voor hun leden.

Binnen en buiten werktijd

Als ex-strijders teleurgesteld en ontevreden zijn over hun eigen positie en inkomen, hoeft dat niet te betekenen dat ze ook het algemene FMLN-beleid afkeuren. Sommigen vinden dat veel te reformistisch en te weinig revolutionair, maar anderen zijn er best tevreden over. Ook mensen die niet klagen over hun eigen positie, denken verschillend over het FMLN-beleid. Zowel aanhangers en critici van het FLMN-beleid zijn vaak blij dat ze dankzij FMLN-netwerken een baan hebben gekregen. Volgens Sprenkels is hier sprake van een vorm van cliëntelisme. De patroon-cliëntrelatie tussen FLMN en oud-strijders biedt beiden voordelen. Het bezorgt oud-strijders werk en inkomen en de FMLN-bestuurders krijgen loyale medewerkers, die van hen afhankelijk zijn en binnen en buiten werktijd ingezet kunnen worden voor de partij en verkiezingscampagnes. Dit cliëntelisme versterkt de bestaande netwerken van oud-strijders en houdt ook de herinnering aan de gewapende strijd levend.

Geen romantisch-rooskleurig beeld

Sprenkels heeft een origineel en interessant boek geschreven, dat de overgang van burgeroorlog naar ‘gewone’ politiek bekijkt vanuit de ervaringen en perspectieven van de gewone guerrillastrijders. Hij plaatst dit in de context van de Salvadoraanse geschiedenis. Door zijn eigen langdurige persoonlijke betrokkenheid kon Sprenkels putten uit veel meer ervaringen en contacten dan voor buitenlandse onderzoekers gebruikelijk is. Zijn politieke keuzes hadden ook kunnen leiden tot eenzijdige visies en interpretaties. Bij Sprenkels hebben zijn intense ervaringen en diepgaande kennis juist de kwaliteit van zijn werk versterkt. Steeds weer benadrukt hij dat je op verschillende manieren naar bepaalde ontwikkelingen kunt kijken: naar de guerrilla, de opvang en herhuisvesting van vluchtelingen na de burgeroorlog, de prestaties van de twee FMLN-regeringen. Ook bestaat er grote variatie in de levensloop van oud-strijders.

Daarbij weet Sprenkels in het boek kritische afstand te bewaren tegenover organisaties en mensen met wie hij zich nauw verbonden voelt. Hij schetst bepaald geen romantisch-rooskleurig beeld van de guerrilla. Autoritaire verhoudingen, sektarisme, soms overtrokken infiltratie-angst, wantrouwen, samenzweringstheorieën, harde interne straffen en zuiveringen en executies van deserteurs komen aan de orde. Dat geldt ook voor scherpe interne conflicten, splitsingen en afrekeningen. Soms beschrijft hij voor niet-gespecialiseerde lezers zelfs te veel ruzies en splitsingen in organisaties.

Er is terecht veel aandacht voor allerlei ongelijkheden en verschillen, zoals in sociale klassen, opleiding, arm-rijk, stad-platteland en de hiërarchie binnen het FMLN en daarbij aangesloten organisaties. Maar we lezen weinig over genderkwesties. Dat is jammer, want niet eerder was het aandeel van vrouwen in een Latijns-Amerikaanse guerrillaorganisatie zo groot: ongeveer dertig procent, vooral voor medische zorg en eten, maar ook opvallend veel bij de gewapende strijd. Vrouwen worden wel veelvuldig geciteerd met hun ervaringen, maar voornamelijk over dezelfde zaken als mannen en niet over genderkwesties. Juist de – in context geplaatste – ervaringen van mannen én vrouwen maken grote delen van dit opmerkelijke boek erg boeiend.

Ralph Sprenkels, After Insurgency. Revolution and Electoral Politics in El Salvador, 2018, 451 pag. Notre Dame, Illinois: University of Notre Dame Press, ISBN 9780268103255, € 55,30

Deze bijdrage is onderdeel van de Special El Salvador, voorjaar 2020

Gerelateerde berichten

De wilde vaart. Op zoek naar de veerkracht van Suriname

De wilde vaart. Op zoek naar de veerkracht van Suriname

Het plantageproject waar je spaargeld in zit gaat failliet, de boot waarmee je toeristentrips uitvoert zinkt. Wat doe je dan? Van de nood een deugd maken, dat is de aanpak van de Surinaams-Nederlandse Tessa Leuwsha (1967) en haar Surinaamse partner Sirano Zalman. Samen varen ze het binnenland in met een oude garnalenboot, het avontuur tegemoet. Hun ervaringen tekent Leuwsha op in De wilde vaart. Op zoek naar de veerkracht van Suriname.

Lees meer
Jaguar

Jaguar

In zijn debuutroman Jaguar vertelt de Colombiaanse schrijver Santiago Wills de bloedige recente geschiedenis van zijn land aan de hand van het levensverhaal van de paramilitaire commandant Martín Pardo en zijn half tamme jaguar Ronco.

Lees meer
De vlaktes

De vlaktes

De vlaktes van de Argentijnse schrijver Federico Falco (1977) behoorde in 2020 tot de finalisten voor de Spaanse Premio Herralde de Novela en is nu in het Nederlands vertaald. Een boek over rouw en verlies, die de verteller de stad doen ontvluchten en terugkeren naar het landschap van zijn jeugd, de uitgestrekte pampa. In de stilte kijkt hij terug op de breuk met zijn geliefde. De moestuin en zijn herinneringen helpen hem zich opnieuw te hechten, aan de eindeloze vlaktes om hem heen.

Lees meer
agsdix-null

Politiek & Maatschappij

agsdix-null

Kunst & Cultuur

agsdix-null

Vrije tijd & Toerisme

agsdix-null

Economie & Ondernemen

agsdix-null

Milieu en Natuur

agsdix-null

Onderzoek & Wetenschap

Blijf op de hoogte

Adverteren op onze website?

Dat kan! Tegen een scherp tarief plaatsen wij uw advertentie.

Ontvang onze nieuwsbrief

Schrijf u in en ontvang onze digitale nieuwsbrief met een overzicht van onze nieuwe artikelen.

Volg ons op social media

Wees als eerste op de hoogte van nieuwe artikelen en deel artikelen met uw netwerk.

Share This