“Het geweld neemt toe in Paraguay” luidt de kop in The Guardian. Wat is er aan de hand in het land dat sinds het gedwongen vertrek van dictator Alfredo Stroessner in 1989 niet vaak het internationale nieuws haalt? Al sinds 2008 is een kleine maar gewelddadige guerrillabeweging actief in het afgelegen noordoosten van Paraguay. De beweging , de EPP (Ejército del Pueblo Paraguayo, het Paraguayse Volksleger) telt naar schatting niet meer dan vijftig leden maar heeft diverse kidnappings en zeker zestig moorden op zijn naam staan. Ze noemen zichzelf marxisten, maar de groep heeft meer weg van een bloeddorstige familieclan die leeft van ontvoeringen en drugshandel, en die vooral jongeren probeert te werven, schrijft Hugo Olazar op de website van Clarín.
Het jongste geweld begon twee weken geleden, toen twee Argentijnse 11-jarige meisjes gedood werden bij een aanval van het leger van Paraguay tegen de guerrillagroep. Het zou gaan om dochters van twee leiders van de EPP. Hun dood zou de aanleiding zijn tot de ontvoering van Oscar Denis, vice-president van Paraguay in 2012-2013 en woonachtig in Concepción, in het noordoosten van Paraguay, nu een week geleden. Een van zijn werknemers, Adelio Mendoza, werd eveneens ontvoert, maar is enkele dagen later vrijgelaten. De EPP heeft onder andere geëist dat voedselpakketten worden geleverd aan inheemse volken in het noordoosten. De familie van Denis heeft hier inmiddels voor gezorgd, maar de lokale bevolking heeft laten weten geen prijs te stellen op voedselpakketten van de guerrilla en heeft zich solidair verklaard met de ontvoerde vice-president.
Mensenrechtenorganisaties hebben de ontvoering eveneens veroordeeld, maar stellen tegelijkertijd dat de regering al langere tijd op de hoogte was van de aanwezigheid van jonge kinderen bij Volksleger en dat de overheid gefaald heeft in de bescherming van de kinderen. De speciale legereenheid FTC, opgericht in 2013, heeft tijdens acties vaker mensenrechten geschonden, zoals willekeurige arrestaties en martelingen in rurale gemeenschappen. Cristina Coronel van de mensenrechtenorganisatie SERPAJ zegt dat het deze rurale gemeenschappen zijn die het meeste te lijden hebben onder het geweld van gewapende groepen. Volgens haar kan het probleem alleen succesvol worden aangepakt wanneer “we deze gemeenschappen de basisvoorwaarden geven waar ze recht op hebben, in plaats van meer militarisering en onderdrukking.”