Op 2 maart zijn algemene verkiezingen gehouden in Guyana, een van de armste landen van Zuid-Amerika. De strijd ging tussen de zittende president David Granger van de coalitie van Nationale Eenheid en Alliantie voor Verandering (ANPU-AFC) en Irfaan Ali van de oppositiepartij People’s Progressive Party (PPP).
Bij het tellen van de stemmen werden onrechtmatigheden geconstateerd. Zo verklaarden internationale waarnemers dat in regio 4 – het dichtstbevolkte district van het land – de telling onvolledig was en voortijdig werd afgebroken. President Granger claimde de overwinning, die door de oppositie is aangevochten. De Verenigde Staten, Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie hebben een gezamenlijke verklaring uitgebracht waarin zij hun zorgen over vermeende verkiezingsfraude uiten.
Nu heeft het hoofd van het hoogste hof in het land, Roxane George, opdracht gegeven een deel van de stemmen opnieuw te tellen. Het gaat hierbij om de betwiste regio 4. Ze heeft ook verklaard dat de kiesraad geen winnaar mag uitroepen totdat de hertelling gereed is. Deze uitspraak betekent een overwinning voor de oppositie, die heeft aangegeven dat de resultaten zijn opgeblazen ten gunste van president Granger.
De uitspraak van het hof kwam op de dag dat een delegatie van zeven premiers van verschillende Caribische landen in Guyana aankwam om de crisis te helpen beslechten.
De verkiezingen werden gedomineerd door de vraag hoe de economische meevaller van recente olievondsten, die Guyana tot de top 10 van olieproducerende landen zou kunnen brengen, gebruikt zou moeten worden. De olievelden, die naar schatting acht miljard vaten bevatten, zijn vorig jaar in productie genomen.