Na een regeerperiode van twaalf jaar heeft de conservatieve United Democratic Party de nationale verkiezingen in het Midden-Amerikaanse Belize op woensdag 11 november verloren. Premier Dean Barrow, hoewel niet herkiesbaar, heeft zijn nederlaag toegegeven en zijn opvolger Juan Antonio (‘Johnny’) Briceño gefeliciteerd.
Ook UDP lijsttrekker Patrick Faber heeft de stembusoverwinning van de linkse People’s United Party erkend. Briceño was tussen 1998 en 2007 vice-premier van het land en zal leiding moeten geven aan een land in crisis. De kiezers van dit enige Engelstalige land in Midden-Amerika hebben Barrow afgerekend op zijn aanpak van de economische crisis.
Belize’s economie is in sterke mate afhankelijk van het toerisme, maar de toerismesector is zwaar getroffen door de corona-pandemie. Het Internationale Monetaire Fonds heeft voorspeld dat de economie van dit land met bijna 500.000 inwoners met 16 procent zal krimpen. Daarnaast is het land zwaar getroffen door de overstromingen als gevolg van de recente tropische storm Eta.
Volgens Briceño is zijn overwinning, 26 van de 31 parlementszetels gingen naar de PUP, een uitdrukking van de wens van vele Belizeans voor een nieuw begin. De uitdagingen waar hij voor staat zijn groot. In de woorden van zijn tegenstander Faber zal Briceño “alle steun nodig hebben die hij kan krijgen om onze grootse natie op weg naar het herstel te leiden, niet slechts van de recente overstromingen maar ook van de gevolgen van de Covid-19 pandemie”.
Daags na de verkiezingen is Johnny Briceño officieel geïnstalleerd als premier en met zijn werkzaamheden begonnen.