Elders zijn politici nog wel eens huiverig om zich met de rechtspraak te bemoeien, maar de Colombiaanse president Iván Duque verklaarde afgelopen donderdag dat hij vierkant achter zijn politieke mentor Álvaro Uribe blijft staan. Die wordt verdacht van fraude en van het manipuleren van een getuige. Het Colombiaanse Openbaar Ministerie plaatste de rechtse Uribe dinsdag onder huisarrest vanwege aanklachten die voortvloeien uit een vete met zijn linkse mede-senator Iván Cepeda.
Nadat Uribe, president van 2002 tot 2010, onder huisarrest geplaatst was, verklaarde Duque over zijn voorganger: “Ik was, ik ben en ik zal altijd overtuigd zijn van zijn onschuld en zijn eerbaarheid”. Bovendien bekritiseerde hij het rechtssysteem in zijn land.
Volgens de huidige president is er geen tegenstrijdigheid in zijn uitlatingen als privépersoon en zijn respect als regeringsleider voor overheidsinstituten: ook zo’n leider heeft vrijheid van meningsuiting, aldus Duque in een vraaggesprek met buitenlandse correspondenten.
Hoewel de twee regelmatig van mening verschilden over bepaalde zaken, en Uribe’s kritiek Duque de steun kostte van het conservatieve deel van zijn Centrum Democratische Partij, hebben ze elkaar nodig om het onder Uribe ingezette beleid voort te zetten. Duque toont zich daarbij verzoenender dan zijn mentor, maar zijn beleid is vergelijkbaar.
Lastig daarbij is dat Duque geacht wordt uitvoering te geven aan het vredesverdrag dat onder zijn directe voorganger Juan Manuel Santos gesloten werd met de gewapende guerrillabeweging FARC, maar waar Uribe fel op tegen was. Duque heeft ook zijn bedenkingen, maar heeft de overeenkomst tot op heden niet opgezegd. Wel toonde hij zijn verbazing over het feit dat veroordeelde voormalige guerrilleros als onderdeel van dat vredesverdrag zitting hebben in het parlement, terwijl “iemand die Colombia met heel zijn hart verdedigd heeft” zich niet in vrijheid kan voorbereiden op een politiek gemotiveerd proces.
Duque moet echter oppassen zich al te zeer in het kamp van Uribe te plaatsen, omdat deze laatste meerdere rechtszaken wegen corruptie, spionage, steun aan paramilitaire organisaties en meer dan tweeduizend buitengerechtelijke executies boven het hoofd hangt.