Gisteren was het elf jaar geleden dat de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince en omliggende steden getroffen werden door een zware aardbeving. Ondanks de miljarden euro’s aan toegezegde steun wonen er nog altijd mensen in kampen.
De datum 12 januari 2010 staat voor altijd gegrift in het collectieve geheugen van de Haïtianen. Die middag trof een zware aardbeving de hoofdstad Port-au-Prince en omgeving. De verwoesting was enorm en naar schatting ruim 200.000 mensen vonden de dood. De internationale steun voor het straatarme land was groot, maar de wederopbouw kwam moeizaam op gang en veel slachtoffers hebben nooit enige steun gezien. Niet van internationale organisaties, maar ook niet van de eigen regering. En met het verstrijken van de tijd verdwijnt de aandacht…
Elf jaar na dato zijn de meeste kampen verdwenen. Dat wil niet zeggen dat iedereen inmiddels weer een waardig dak boven zijn hoofd heeft. Een groot deel van de slachtoffers heeft op de heuvels rond de hoofdstad of op de dorre vlakten zelf iets gebouwd van materiaal dat voorhanden was. Maar voorzieningen als water en elektriciteit ontbreken. Anderen leven nog altijd in een kamp. Zoals in camp Lapis, waar een groep gehandicapten nog altijd op hulp wacht. Het Haïtiaanse dagblad Le Nouvelliste spreekt met enkele bewoners. Terwijl de tranen over zijn wangen lopen vertelt Télémaque Altesse dat hij geen toekomst meer ziet: “Niemand denkt aan ons hier. Ik kan niet meer…”. Zijn vrouw is in het kamp overleden, zijn hutje is in brand gestoken, hij is alles kwijt geraakt en wordt door buren opgevangen. Familie heeft zich over zijn drie kinderen ontfermd.
De corona pandemie heeft de kampbewoners nog verder geïsoleerd. Dieufaite Joseph, leider in het kamp, vertelt dat de enige steun sinds de pandemie een gift van 150 mondkapjes betrof. En een NGO heeft bij de ingang van het kamp een kraan geïnstalleerd om handen te kunnen wassen. Oorspronkelijk was camp Lapis uitsluitend bedoeld voor gehandicapten. Maar dat is allang niet meer het geval. De blinde Dieufaite is coördinator van een verbond van gehandicapten. Maar de gehandicapten zijn nu in de minderheid en tot de tanden gewapende jongemannen lopen over straat: volgens de bewoners zijn deze laatsten nu heer en meester in Lapis. De afgelopen maanden hebben ze zeker achttien huisjes in brand gestoken. De oorspronkelijke bewoners leven in angst en willen liefst zo snel mogelijk weg.
In een persbericht informeert de Haïtiaanse mensenrechtenorganisatie RNDDH jaarlijks over de nasleep van de aardbeving. Ook dit jaar stemt hun rapport somber. Sinds de aardbeving zijn er al twee presidenten gekozen die beiden het verbeteren van de levensomstandigheden van de slachtoffers tot prioriteit benoemden. Toch leven er volgens de RNDDH nog altijd ongeveer 50.000 mensen in 26 verschillende kampen. In de 21 kampen die het team van RNDDH de afgelopen maanden bezocht was 72% van de “huizen” van zeer slechte kwaliteit. Eenzelfde percentage bewoners beschikt niet over latrines. Driekwart van de kampen moet het zonder politie stellen, met als gevolg dat bewoners zich onveilig voelen en geconfronteerd worden met veel geweld. Het doel van dit geweld is vaak de bewoners te bewegen te verhuizen, zoals hierboven in het kamp Lapis. RNDDH eindigt het persbericht met de oproep aan de bevolking in het algemeen en die van de kampen in het bijzonder om zich te organiseren teneinde hun recht op veiligheid, bescherming en steun op te eisen bij de regering. Maar die luistert al tien jaar niet…