Eind vorig jaar werd de relatief onbekende Jeanine Àñez benoemd tot interim-president van Bolivia, nadat Evo Morales tot aftreden gedwongen was na gewelddadige protesten. De evangelische Àñez was tweede vice-president in de regering van Morales en afkomstig uit het tropische laagland van Bolivia. De bedoeling was dat zij zo snel mogelijk nieuwe verkiezingen zou organiseren.
Maar ruim zes maanden later is daarvan nog geen sprake. De oorspronkelijk voor mei geplande presidentsverkiezingen zijn uitgesteld tot september, vanwege de coronacrisis. Op zich niets bijzonders; in tenminste zesenvijftig andere landen wereldwijd zijn verkiezingen uitgesteld als gevolg van het virus. Maar in Bolivia wordt er toch iets anders aangekeken naar dit uitstel. Ook omdat per 1 juni een aantal maatregelen om de verspreiding van het virus tegen te gaan, zijn versoepeld. Dit terwijl de pandemie juist harder lijkt toe te slaan, met name in het tropische laagland. Vandaar dat zelfs critici van Evo Morales nu denken dat Àñez het virus gebruikt om haar eigen politieke ambities waar te maken.
Valeria Silva Guzmán, voormalig congreslid namens de MAS, de partij van Morales, en nu in ballingschap in Mexico, verklaart tegen The Guardian: “De installatie van de Àñez-regering is getekend door het bloed van de Bolivianen. Doden, gevangenis, onderdrukking, politieke vervolging … het is in feite een terreurbewind.” Een van Àñez eerste politieke besluiten was het toestaan van gebruik van dodelijk geweld door de politie. Met als gevolg tenminste 28 gedode demonstranten. In januari verklaarde Àñez zich ook kandidaat te stellen voor het presidentschap, in tegenstelling tot eerdere afspraken.
Eduardo Rodríguez Veltzé, rechter en voormalig diplomaat, zegt dat Àñez een teleurstelling is. “In plaats dat ze een tolerante omgeving creëert waarin vrije en eerlijke verkiezingen mogelijk zijn, besluit ze zelf kandidaat te worden, een show te maken van de vervolging en het ontmantelen van de MAS en te regeren op een ondoorzichtige, beledigende en openlijk ideologische manier.” Rodríguez heeft vijftien jaar geleden een soortgelijke positie bekleed toen hij in 2005-2006 waarnemend president was na een vergelijkbare politieke crisis. Waar in zo’n tijd behoefte aan is, is het werken aan consensus en het terugbrengen van rust in het land. Dat kan alleen met een neutrale scheidsrechter. Nu gebeurt echter het tegenovergestelde.
De toekomst ziet er somber uit volgens Rodríguez. Volgens hem laten de drie opeenvolgende noodsituaties – de grote bosbranden in het Boliviaanse Amazonegebied vorig jaar, de verkiezingscrisis en de pandemie – zien dat er behoefte is aan een hervorming van de grondwet, waarbij de macht van de president beperkt wordt, de juridische macht vergroot, de armoede aangepakt en het milieu beschermd.