Eind juni werd na twintig jaar onderhandelen een handelsakkoord aangekondigd tussen de Europese Unie en het Zuid-Amerikaanse vrijhandelsblok Mercosur, bestaande uit Argentinië, Brazilië, Paraguay en Uruguay. Het akkoord heeft onder Europese milieu- en andere organisaties tot bezorgdheid en kritiek geleid.
Ook vanuit Zuid-Amerika waren de reacties niet altijd enthousiast. Zo waarschuwden de Samenwerkende Vakcentrales van de Zuidkegel (Coordinadora de Centrales Sindicales del Cono Sur, CCSCS) in een persbericht voor de “funeste gevolgen die die akkoord zal hebben op de productiesystemen in de regio in het algemeen en specifieke bedrijfstakken in het bijzonder”. Zo zullen onder andere de Zuid-Amerikaanse technologiesector, openbare werken, medische laboratoria en de auto-industrie negatieve gevolgen ondervinden van de plotselinge concurrentie vanuit Europa. De zwaarste klappen verwacht de CCSCS echter in voor bedrijven die zich richten op het produceren van olijfolie, wijn en zuivelproducten.
“Het ondertekenen van dit akkoord is de doodsteek van onze industrieën en voor een groot deel van onze werkgelegenheid”, aldus het persbericht. Ook Alberto Fernández, kandidaat voor het nationalistische partij Frente de Todos bij de Argentijnse presidentsverkiezingen op 27 oktober dit jaar, verklaarde dat het onduidelijk is wat de voordelen van het akkoord voor het land precies zijn.
Een andere presidentskandidaat, Links Front parlementariër Nicolás del Caño, waarschuwde zelfs dat “als dit naar het Congres gestuurd wordt, zullen we deze overeenkomst waarmee we opnieuw gekoloniseerd worden, afwijzen”.
Bovendien zijn er klachten in de regio dat de overheden van Argentinië en Brazilië van tevoren geen volledig beeld geschetst hadden van de vele voorrechten die Europese bedrijven in die markten zouden krijgen, of over de voorwaarden waaraan producten uit die landen moesten voldoen om in Europa toegelaten te worden.