Wat is er veranderd in Venezuela sinds de dood van president Hugo Chávez in maart 2013? Vijftien jaar lang had de steeds herkozen populaire president als een draak vuur gespuwd naar zijn vijanden en tegenstanders, in eigen land en in de Verenigde Staten. Zijn opvolger Nicolás Maduro heeft niet zulke charismatische en retorische kwaliteiten. Toch heeft hij het tot dusverre kunnen redden, vooral door institutionele erfenis van Chávez. Dat betogen de politicologen Javier Corrales en Michael Penfold, die respectievelijk in de Verenigde Staten en Venezuela doceren, in de nieuwe, geactualiseerde versie van hun boek over Venezuela uit 2011 met een nieuwe ondertitel: Dragon in the Tropics. Venezuela and the Legacy of Hugo Chávez.
Veel boeken over Venezuela gaan over het ‘Socialisme van de 21ste eeuw’ en maken vergelijkingen met andere linkse Latijns-Amerikaanse regeringen. Zo niet Corrales en Penfold. Het woord socialisme komt in hun boek slechts terloops voor en de linkse golf helemaal niet. Ze concentreren zich op de institutionele veranderingen die Chávez heeft doorgevoerd en de invloed daarvan op het sociaaleconomisch beleid. De auteurs erkennen dat in 1998, toen Chávez voor de eerste keer de presidentsverkiezingen won, de democratie en de economie in een diepe crisis verkeerden. Maar na zestien jaar chavismo is het met de democratie en de economie nog slechter gesteld, in een scherp gepolariseerd land.
Hybride regime
Het centrale thema is hoe Venezuela een ‘hybride’ politiek regime is geworden en hoe dat systeem functioneert. Een hybride regime heeft zowel democratische elementen, zoals verkiezingen en een zekere vrijheid van meningsuiting, als autoritaire, zoals veel macht bij de president en selectieve inperking van rechten en vrijheden. Chávez begon meteen met het veranderen van de instituties: een nieuwe grondwet, meer macht voor de uitvoerende macht (vooral de president) ten koste van de wetgevende macht en de rechterlijke macht, minder garanties voor vrijheid van de media, met in 2009 als sluitstuk het afschaffen van maximumtermijnen voor de president. Die kan eindeloos worden herkozen. Zo heeft Chávez vrijwel alle checks and balances, de institutionele tegenwichten tegen de macht van de president, uitgeschakeld.
De auteurs betogen dat Chávez pas na de institutionele veranderingen radicale sociaaleconomische hervormingen ging doorvoeren. In die periode, vooral tussen 2004 en 2008, kon hij profiteren van de hoge olieprijzen om sociale programma’s te betalen die de armoede aanzienlijk terugdrongen. Maar juist door de eerdere institutionele veranderingen, die op grote schaal ongecontroleerd geld uitgeven, politieke benoemingen, cliëntelisme en corruptie mogelijk maakten, zijn die hervormingen uiterst onverstandig aangepakt. Het vervangen van ervaren medewerkers van het staatsoliebedrijf door Chávez-getrouwen leidde tot een veel lagere olieproductie. Daardoor moest Chávez zich enorm inspannen – met omstreden toenaderingen tot Iran, Irak, Libië en Rusland – om de olieprijs hoog te houden. Dit buitenlands beleid, met bijhorende dilemma’s, wordt uitvoerig beschreven in een verhelderend hoofdstuk. Van de armoedebestrijding profiteerden door cliëntelisme vooral aanhangers van Chávez, maar van een structurele aanpak van armoede was geen sprake.
Olieprijs
De auteurs gaan uitgebreid in op de resource curse. Landen die enorm profiteren van de export van grondstoffen worden zelden democratieën. Met bijvoorbeeld oliegeld kunnen machthebbers de bevolking rustig houden. De inwoners hoeven nauwelijks belasting te betalen, en eisen in ruil daarvoor ook geen democratisering. Zie het Midden-Oosten. Vaak wordt die olieredenering ook op Venezuela toegepast. Dat is te simpel, vinden de auteurs, want Venezuela heeft geen autoritair regime, maar een hybride stelsel, waarbij de oppositie in principe – maar niet gemakkelijk – verkiezingen kan winnen. Het land heeft, naast de grondstoffen resource curse ook een institutional resource curse. De president beschikt over erg veel institutionele middelen om zijn macht te handhaven, ook als de olieprijs daalt. Een fors lagere olieprijs leidt daarom geenszins vanzelfsprekend tot het einde van een president of een politiek regime.
Een hybride systeem heeft voor machthebbers ook voordelen boven een regelrechte dictatuur. Als er nog verkiezingen, oppositiepartijen en een gedeeltelijk vrije pers zijn, komt er minder kritiek uit het buitenland. En verkiezingen bieden kansen om de oppositie verdelen. Als je maatregelen neemt om het oppositiepartijen moeilijker te maken, protesteert de oppositie. Dan trek je een paar van die maatregelen weer in, waarna een deel van oppositie besluit om toch mee te doen, terwijl een ander deel de concessies te weinig vindt en de verkiezingen gaat boycotten. Daarmee is de oppositie kansloos geworden.
Moordcijfers
Corrales en Penfold waren erg benieuwd of – en zo ja, hoe – het chavismo de opvolgingskwestie na de dood van Chávez zou overleven. De omstandigheden waren immers verre van gunstig. De door Chávez aangewezen Maduro kon als persoon niet aan de ‘draak’ Chávez tippen. De olieprijs was gedaald, dus minder geld voor sociaal beleid, en de moordcijfers zijn gestegen tot een hoogte die ongekend is voor landen met een vergelijkbaar gemiddeld inkomen in vredestijd. Volgens de auteurs functioneren weinig economieën zo slecht als de Venezolaanse, en dat komt niet door de lagere olieprijs, maar door grote beleidsfouten. Chávez bleef in zijn laatste jaren populair, maar zijn partij deed het bij parlementaire, regionale en lokale verkiezingen veel slechter. Terwijl aanvankelijk een ruime meerderheid van de armen het chavismo steunden, is dat nu niet meer het geval.
Maduro won bij de presidentsverkiezingen in april 2013 nog maar ternauwernood, met een verschil van 1,5 procent, van de kandidaat van de verenigde oppositie, Henrique Capriles. Het chavismo is minder competitief is geworden en wint niet meer vanzelfsprekend de verkiezingen. Maduro heeft zich volgens de auteurs tot dusverre kunnen handhaven door de van Chávez geërfde instituties, buitenlandse steun of althans geen kritiek – het resultaat van het uitdelen van sociale cadeautjes tijdens de olieboom -, deals met de verschillende stromingen binnen zijn partij, sterk steunen op de militairen en veel meer repressie van de oppositie dan onder Chávez gebruikelijk was. Nu verkiezingsoverwinningen niet langer zeker zijn, wordt het regime autoritairder. Maduro is zo druk bezig met overeind blijven, dat een duidelijke aanpak van sociaaleconomische en veiligheidsproblemen is uitgebleven.
Als de repressie sterker wordt, zou Venezuela van een hybride stelsel een autoritair stelsel kunnen worden. Maar het kan ook anders lopen. Op 6 december 2015 is er een test bij de parlementsverkiezingen. Wat wordt de uitslag en hoeveel repressie wordt tegen de oppositie ingezet?
Mensbeeld
Corrales en Penfold hebben een goed onderbouwd boek geschreven over het hybride stelsel in Venezuela. Vooral over de relatie tussen dat systeem, de oliefactor, het sociaaleconomisch en buitenlands beleid maken ze interessante analyses.
Trouwe chavistas vinden dit boek ongetwijfeld een vijandige aanval op het ‘Socialisme van de 21e eeuw’. Dat socialisme is inderdaad niet het doel of het aandachtspunt van de auteurs. Ze maken zich wel zorgen over democratie en vrijheid en over een sociaaleconomisch wanbeleid, dat geen garanties biedt dat de hele bevolking ervan profiteert.
Het boek is een voorbeeld van de institutionele benadering in de politicologie. Dat leidt tot boeiende inzichten, maar toch ontbreekt er iets. De auteurs besteden weinig aandacht aan politieke ideologieën; die van Chávez wordt nauwelijks besproken en die van de oppositie helemaal niet. Idealen, collectief enthousiasme of boosheid lijken er nauwelijks toe te doen. Corrales en Penfold hanteren een niet expliciet gemaakt mensbeeld: mensen worden voornamelijk gemotiveerd door sociaaleconomische belangen en de wil om macht te verwerven of te behouden. Dat is natuurlijk geen onzin, maar wel te eenzijdig en beperkt. Ook is er, met die nadruk op politieke instituties, nauwelijks aandacht voor de civil society. De katholieke kerk wordt in één zinnetje genoemd, en daarin staat niets over wat de kerk – of delen daarvan – vond of deed. Een bredere kijk had waarschijnlijk nog meer, en misschien deels andere inzichten opgeleverd.
Javier Corrales en Michael Penfold, Dragon in the Tropics. Venezuela and the Legacy of Hugo Chávez. Washington: Brookings Institution Press, 2015. 254 pag. ISBN 9780815725930, €32,50