In de bescheiden poëziebundel Scheren zonder spiegel van Ezra de Haan (1957) kruisen zin, waan en waanzin elkaar. De drie gelijknamige delen van de bundel herbergen korte gedichten die niet moeilijk ogen. Maar, zo waarschuwt de omslag van de bundel al: de waarheid ligt verborgen tussen de regels.
Taal is de essentie van het menselijk wezen, volgens De Haan. Want, zo stelt hij, al wat overblijft van de mens, is het woord. In ‘Schim’ verstopt de aangesprokene zich in woorden. En ‘Schreimachine’ “produceert handenvol tongstrelende teksten in inkt”. De Haan formuleert bedachtzaam en subtiel. Mooie formuleringen als een “We lagen op buiten op een bed frambozen”, in ‘Puzzel’. Of in ‘Ptak’ een mooie beeldspraak: “een woord proeven, als vreemd gerecht dat zoet op de tong ligt”.
In ‘A man del vorm’ bevindt de lezer zich in een alfabetisch labyrint. Want lees je dit gedicht horizontaal, verticaal of diagonaal?
Universele thema’s als liefde, onmacht, schoonheid en vergankelijkheid (‘God in’, ‘Nimf’) komen aan bod. En natuurlijk ook het leven, waarin zintuigen essentieel zijn om waar te nemen. Uit ‘Benen’, een gedicht van amper vijf regels, spreekt lust en passie. Maar ‘Koud’ toont ook de afstand tussen twee zielen.
In het tweede deel, Waan, wordt de toon wat onbestemd. De Haan heeft het over het kadaver van de dag. Een mens moet nadenken, prikkelingen ontvangen (‘Scherf’). Bloed, angst, ongemak verschijnen ten tonele.
Twee gedichten die eruit springen, zijn ‘Ode aan Graham Young’ en ‘Moord in Mishima’. Graham Young was een Britse seriemoordenaar die zijn familie en vele anderen vergiftigde. Hij hield logboeken bij hoeveel welk gif op wat voor een manier werkte. In 1990 overleed hij. Het tweede gedicht borduurt voort op dit lugubere waargebeurde verhaal: uit bewondering voor Young vergiftigde een Japans meisje haar moeder, die na een coma overleed. De Haan bezorgt de lezer hier een ongemakkelijk gevoel.
Hoewel de gedichten qua thematiek veelal universeel zijn, komt Suriname even boven drijven. In gedichten die natuurlijk, elementair en herkenbaar tropisch aandoen: in ‘Paramaribo’ doorklieven bliksemschichten de inktzwarte hemel, staan de straten blank en waaien de palmtoppen woest heen en weer. Storm met een hoofdletter. Maar de rust keert terug in ‘Suriname’, als het water rustig kabbelt aan de Waterkant, zoals altijd al gedaan heeft. En ‘Grikibi’ is een klein, eenvoudig, lieflijk gedichtje, net zoals het geelbuikvogeltje zelf. En gaat het in ‘Twa twa’ over zangvogeltjes, of de Chinese winkeliers, die beiden achter de tralies zitten en vreemde vogels van ver zijn?
Het titelgedicht ‘Scheren zonder spiegel’ gaat over hoe je in het leven staat. Word je verlamd door angst, of durf je te leven en je te scheren zonder spiegel? In het deel Waanzin slaan noodlot en verdoemenis toe in genummerde gedichten (I tot en met XV): stormen, plagen, vernietiging. Bijbelse onheilstijdingen verbleken erbij.
Met Scheren zonder spiegel levert De Haan een ongrijpbare dichtbundel af die tot nadenken stemt en zeker schoonheid herbergt. In de gekozen woorden, maar ook zeker tussen de regels.
Eerder publiceerde De Haan de novelle Vonk (1996), de korte roman Kermis in de hel (1999) en de dichtbundel Ik belde mijn muze (2003).
Ezra de Haan, Scheren zonder spiegel, Uitgeverij In de knipscheer, Haarlem, 2011, ISBN 9789062656738, 72 pag., €16,50