In Suriname is met instemming gereageerd op de excuses die de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema op donderdag 1 juli, bij de herdenking van Keti Koti (‘gebroken ketenen’), aan de Nederlandse Afro-gemeenschap aanbood voor de betrokkenheid van haar stad bij het slavernijverleden. Maar dat betekent nog geen streep onder dit donkere verleden.
De aangeboden excuses voor de hoofdstedelijke betrokkenheid bij het slavernijverleden vindt Petter Richelieu (70) van de Stichting Grani een positieve daad. “Want zonder excuses zullen wij nooit vrede en eenheid brengen tussen de bevolkingsgroepen in de Amsterdamse samenleving. Maar excuses kan niet zonder reparatie”, zegt hij tegen de Surinaamse krant De Ware Tijd.
Acht jaar geleden werd het hoofd van Koning Bandu teruggeven aan het Ghanese volk. Deze koning, van het Ashanti-volk, werd in 1838 door de Nederlanders opgehangen en onthoofd in wat toen de Afrikaanse Goudkust heette. Zijn hoofd werd meegenomen en op sterk water in het Anatomisch Museum van het Leidse Universitair Medisch Centrum bewaard, tot het in 2008 door schrijver Arthur Japin werd herontdekt.
Voor stichting Grani was de onthoofding een vernedering voor de Afro-gemeenschap in Amsterdam, die herinnerde aan de wreedheden waaraan haar voorouders werden onderworpen. “Excuses kunnen daarom niet zonder reparatie, om te beginnen met het verwerkingsproces van het verleden en te werken naar de toekomst”, klinkt het vol overtuiging.
Richelieu zet zich samen met anderen al ruim drie decennia in voor meer aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden. De medeoprichter van het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) woont sinds zijn pensionering in district Commewijne. Dat hij het historisch moment in Amsterdam niet van dichtbij heeft meegemaakt, vindt hij niet erg. “De anderen waren er en we communiceren steeds met elkaar erover. En dat is het mooie van de organisaties als ze samenwerken.”
Richelieu ziet graag dat de Nederlandse koning Willem Alexander in 2023, op Surinaamse bodem, namens de Nederlandse regering excuses aanbiedt voor het slavernijverleden. Dan zal het 160 jaar geleden zijn dat de slavernij in de toenmalige Nederlandse kolonie Suriname afgeschaft werd, maar zonder de door Richelieu gewenste compensatie aan de slachtoffers.
De Nederlandse regering keerde in 1863 namelijk wel een schadevergoeding uit, van 300 gulden per slaaf, maar dan aan de slavenhouders ter compensatie voor het verloren eigendom. De voormalige slaven werden bovendien wettelijk verplicht nog ten minste tien jaar betaald op de plantages te blijven werken.