Dicht- en prozabundel van de Surinaamse dichter Michaël Slory
“Het enige dat ik als verweer weet op te merken is dat ik een zwoeger ben en heel hard moet werken voor mijn brood, en dat het toch niet zo van belang is wat ik presteer, dat ik allang blij ben met wat ik gepubliceerd krijg in de krant.” Een typerende uitspraak van Michaël Slory (1935-2018) uit zijn dicht- en prozabundel Alsof men alles loslaat, dat verscheen in het jaar van zijn overlijden.
De dichter en schrijver was namelijk een bekendheid in Suriname, die werd herkend op straat als een “heer die boeken verkoopt”. Rijk is hij er nooit mee geworden, maar hij realiseerde zijn droom om leraar te worden en bleef zijn leven lang trouw aan de literatuur. Ook schreef hij voor dagblad De Ware Tijd artikelen. Wellicht heeft hij te weinig erkenning gekregen tijdens zijn leven. Of misschien toch niet, want in het artikel ‘De onmogelijkheid van prijzen’ verkiest hij vrijheid om te creëren boven lof, zonder de druk van verwachtingen.
Slory schreef de teksten in deze meertalige bundel tussen 1986 en 2016. Hij doet dat in vier verschillende talen: Nederlands, Sranantongo, Spaans en Engels. De gedichten in het Sranan en het Spaans worden vergezeld door een Nederlandse vertaling. De bundel werd samengesteld door Surinamist Michiel van Kempen en door dichter en schilder Ed Hart. Samen zijn ze ook verantwoordelijk voor de vertalingen vanuit het Sranantongo.
Vrijen, kroelen, minnekozen
Uit wat de samensteller van de bundel Michiel van Kempen vertelt over Slory, blijkt dat hij een bijzondere gewone man uit het district Coronie was, die inspiratie uit veel, uit alles om hem heen haalde. Alledaagse zaken als een voetbalwedstrijd (‘Waar een massa mensen’) of motorsport, maar zeker ook de affectie voor de vrouw. In ‘Modieuze meid’ en ‘Waar de rode roos’ bezingt Slory de schoonheid van de vrouw. De zwarte vrouw is een diamant, een lied in respectievelijk ‘Een Emancipatieboodschap mijn diamanten zwarte vrouw?’ en het onderstaande ‘Black woman’.
“And in her hair,
her smile,
her body,
beauty is a common thing.
Even in her footsteps
lies the birth of a song.”
Dit Engelstalige gedicht is kort maar krachtig: met deze woorden voelt iedere (zwarte) vrouw zich een koningin. Zo simpel, zo puur, zo mooi, oprechte bewondering. ‘Waar man en vrouw elkaar beminnen bij Spanhoek’ gaat een stapje verder, waar een stel geen oog heeft voor de rest van de wereld en alleen maar in elkaar opgaat: vrijen, kroelen, minnekozen.
Alibaba
In ‘Overvol café’ zien we het observerende vermogen van Slory, die met enkele pennenstreken de gezelligheid en het geouwehoer in een bar neerzet. Ondanks de overdaad aan alcohol is de sfeer toch gemoedelijk. In ‘Menigte’ spreekt een individu in de massa het verlangen uit naar rust en tegelijk om gezien, erkend te worden.
Dat Slory van Suriname hield en betrokken was bij zijn land, spreekt duidelijk uit zijn werk. Zo eert hij Anton de Kom die met Wij slaven van Suriname mede aan de basis staat van de trots en het historische bewustzijn van de Surinamers. Sociale kwesties komen ook aan bod. ‘Zonder benoemingsbeschikking’ gaat over een onderwijzer die te kampen heeft met bureaucratie en inkomensonzekerheid. In ‘Alibaba en de berg’ en ‘Ik minister worden? Ik?’ kapittelt Slory corrupte politici en roept hij het volk op tot actie.
Het milieu kaart Slory – soms op activistische toon – aan in ‘Ondanks alle waarschuwingen’ en ‘Zang voor iemand die tegen het misbruik van onze bossen is’ (proza) en ‘Schandelijke vuilverbranding. Schandelijk!’ (gedicht). Maar het is niet alleen kommer en kwel, want de natuur is zo mooi dat Slory niet anders kan dan haar bezingen: ‘Kokospalmpje naast een kreek’ (ode aan palmboom) en ‘Opgeschoonde kreek’, ‘Spotvogel’ en ‘De vele grietjebies’ (vogels).
Dat vliegeren!
Levenslust spreekt vaak uit Slory’s gedichten. In ‘Kokospalmen bij een school’, waarvan een zin de titel van deze bundel is, wijst de dichter op de noodzaak van speelsheid in het leven, dat we moeten blijven genieten en ons verwonderen als een kind. In ‘Dat vliegeren!’ weet hij de sierlijke bewegingen van een vlieger te vatten, een beeld dat nooit verveelt.
Zelfs het licht van de dag weet Slory mooi te verwoorden, bijvoorbeeld in ‘Schemerige dag’ en ‘Avondschemer’, waarbij een gemoedelijkheid en tijdloosheid doorklinkt en de mens nietig is in het geheel van het oneindige universum. ‘In de Palmentuin’ is een gedicht tussen de schaduwen en de bomen, tussen stilte en geluid.
Uitgeverij In de Knipscheer publiceerde eerder twee dichtbundels van Slory: Ik zal zingen om de zon te laten opkomen (1991) en Torent een man hoog met zijn poëzie (2012).
Michaël Slory, Alsof men alles loslaat, Uitgeverij In de Knipscheer, Haarlem, 2018, ISBN 9789062659937, 94 pag., €17,50
Lees ook onze recensies Zoeken naar Slory. Een reis door verrassend Suriname en Scheren zonder spiegel, beiden geschreven door Ezra de Haan.