David Roberto Castillo Mejía in april voor de rechter
Vandaag is het vijf jaar geleden dat de Hondurese milieuactiviste Berta Cáceres in haar huis werd doodgeschoten. Een jaar eerder had Cáceres de prestigieuze Goldman Environmental Prize in ontvangst mogen nemen voor haar werk tegen het stuwdamproject Agua Zarca. In 2018 werden de moordenaars veroordeeld, maar het vermoedelijke brein achter de moord bleef ongestraft. Daar lijkt ook met een nieuwe rechtszaak in april geen einde aan te komen.
Vijf jaar geleden werd Berta Cáceres rond middernacht doodgeschoten door huurmoordenaars die haar huis waren binnengedrongen. De milieuactiviste had zich jarenlang ingespannen om de bouw van een waterkrachtcentrale in de Gualcarque rivier in het noordwesten van Honduras tegen te houden. Het Hondurese private energiebedrijf Desa was samen met enkele andere bedrijven en buitenlandse investeerders verantwoordelijk voor de bouw. In de maanden voor haar dood was Berta Cáceres verschillende malen bedreigd door medewerkers van Desa. Haar familie en vrienden waren er vanaf het begin van overtuigd dat Desa achter de moord zat.
David Roberto Castillo Mejía, de president van Desa, heeft altijd ontkend iets met de moord te maken te hebben, maar twee jaar na de moord is hij gearresteerd op de beschuldiging het “brein” achter de moord te zijn. Castillo, een voormalig militair, werkzaam bij de geheime dienst en opgeleid op de militaire academie West Point, hield zelfs vol met Cáceres bevriend te zijn. Nu komt hij toch voor de rechter, waar zijn zaak in april behandeld zal worden.
De advocaten van de familie van Berta Cáceres zijn er echter van overtuigd dat Castillo niet alleen achter de moord zat. De échte opdrachtgevers moeten volgens hen gezocht worden onder de bouwers van de dam, mensen met politieke banden met de Hondurese regering. Het gaat om de Atala Zablah broers, die de meeste aandelen van Desa in handen hebben en behoren tot een van de machtigste clans van het land. De rechter heeft echter bepaald dat zij niet als getuigen kunnen worden opgeroepen. Alleen Daniel Atala, de zoon van een van hen en indertijd samen met Castillo verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken binnen het bouwbedrijf, zal door de rechtbank gehoord worden.
Bertita Zúñiga, een van de dochters van Berta Cáceres, zegt in The Guardian dat het hen nooit ging om de huurmoordenaars, maar altijd om de opdrachtgevers. “Na vijf jaar heeft de zaak nog altijd geen echte vooruitgang geboekt, als gevolg van politieke onwil. Dit gebrek aan bereidheid van ons rechtssysteem de zaak op te lossen is voor ons net zo pijnlijk als het verlies van onze moeder.”
De zaak heeft ook nog een Nederlandse kant. Een van de investeerders was de ontwikkelingsbank FMO. De Raad van Inheemse Volken van Honduras, COPINH, en de familie van Cáceres hebben de bank aangeklaagd voor het feit dat zij het Agua Zarca project meefinancierde. Dit ondanks het feit dat Cáceres en NGOs de FMO hadden gewaarschuwd dat de lokale Lenca gemeenschap niet was geconsulteerd over het project. De bank ontkent iets verkeerd gedaan te hebben.