Scholen gesloten en ziekenhuizen zonder elektriciteit
De situatie in Haïti wordt steeds moeilijker. Terwijl het onderzoek naar de moord op president Jovenel Moïse in een impasse lijkt te zijn geraakt neemt de onveiligheid toe. Ontvoeringen zijn aan de orde van de dag en bendes controleren grote delen van de hoofdstad. Daarbovenop is er nu een groot gebrek aan brandstof en zijn de vervoerders in staking gegaan.
Haïti is voor zijn brandstof als olie en benzine geheel afhankelijk van aanvoer over zee. Vanuit opslagtanks bij de haven wordt de benzine verder over de weg vervoerd. Benzine is de afgelopen weken steeds schaarser geworden, en dat werkt door op alle niveaus van de samenleving. Veel bedrijven en instellingen zijn afhankelijk van generatoren om elektriciteit op te wekken. Die generatoren lopen op benzine. Het gevolg is dat onder andere ziekenhuizen en klinieken enkele dagen geleden de noodklok luidden: het behandelen van patiënten is vrijwel onmogelijk geworden. Ook zijn scholen al enkele weken gesloten, niet alleen vanwege de onveiligheid, maar ook door gebrek aan elektriciteit.
Het gebrek aan brandstof betekent ook dat de transportkosten omhoog gaan, en daarmee de prijzen van producten: het leven voor de Haïtianen wordt steeds duurder. En dat benzine zoveel waard is weten de criminelen ook. Een toenemend aantal tankwagens is de afgelopen tijd overvallen, reden voor de transportsector om in staking te gaan. Zij eisen van de overheid bescherming bij hun werk. Zoals Jacklyn Dupré, woordvoerder van de vereniging van olietransporteurs in de Haïtiaanse krant Le Nouvelliste, verklaart: “We laten ons niet afslachten.” Zeer onlangs is een nieuw hoofd van nationale politie benoemd, Frantz Elbé, die het tot zijn prioriteit heeft gemaakt om de veiligheid van de transporteurs te kunnen garanderen. Maar de toegangswegen naar de opslagtanks zijn gebarricadeerd door gewapende bendes.
Ook andere chauffeurs zijn in staking gegaan, waardoor de straten van steden als de hoofdstad Port-au-Prince de afgelopen dagen leeg bleven. Winkels en bedrijven zijn om meerdere redenen gesloten: uit angst voor onrust, uit gebrek aan elektriciteit, en omdat het personeel niet naar het werk kon komen door gebrek aan vervoer.
Ondertussen zwijgt premier Ariel Henry, die sinds medio juli formeel de leiding van het land in handen heeft. Le Nouvelliste meldde dinsdagmorgen dat er al 72 uur verstreken waren sinds de laatste tweet van Henry, waarin hij meldde dat hij “een belangrijke vergadering” over de veiligheid had voorgezeten. Hieraan hadden behalve de politie ook vertegenwoordigers van het Bureau van de Verenigde Naties (BINUH) en enkele ambassadeurs van niet met naam genoemde landen deel genomen. Of de vergadering iets heeft opgeleverd is niet bekend gemaakt. Een kop in Le Nouvelliste van vorige week is wellicht veelzeggend: “Ariel Henry … Is er nog een piloot in de cockpit?”