Na één jaar nog niemand veroordeeld
Donderdag 7 juli is het een jaar geleden dat Haïti werd opgeschrikt door het bericht dat president Jovenel Moïse in zijn slaapkamer was doodgeschoten. Zijn vrouw Martine Moïse raakte gewond. De Haïtiaanse interim-regering heeft donderdag tot een nationale vrije dag verklaard en zal in de tuinen van het Pantheon, de nationale eregalerij een herdenkingsbijeenkomst houden. De nabestaanden van Moïse weigeren hierbij aanwezig te zijn, nu nog altijd niet duidelijk is wie er achter de moord zitten. Interim-premier Ariel Henry wordt verdacht van betrokkenheid.
Een jaar na de moord op de facto president Jovenel Moïse zijn er nog altijd meer vragen dan antwoorden rond de toedracht van de moord. Nog dezelfde dag arresteerde de Haïtiaanse politie een aantal verdachten: Colombiaanse huurlingen en twee in de Verenigde Staten woonachtige Haïtianen. In de loop van de tijd zijn ook in het buitenland enkele verdachten aangehouden. Zo werd In november de in Haïti woonachtige zakenman Samir Handal aangehouden op een vliegveld in Turkije. Handal is deze week op vrije voeten gesteld en lijkt ook niet langer op de opsporingslijst van Interpol te staan. Een andere zakenman en drugshandelaar, Rodolphe Jaar, zit sinds zes maanden vast in de Dominicaanse Republiek. Maar veel verder is men nog niet gekomen en wie nu feitelijk het brein achter de aanslag zijn blijft vooralsnog een raadsel.
De benaming de facto voor president Jovenel Moïse behoeft enige toelichting voor wie niet alle details van de politieke verwikkelingen in Haïti kent. Ten tijde van zijn dood waren veel Haïtianen van mening dat zijn wettelijke termijn als president al beëindigd was. Toch bleef hij aan de macht. Hetzelfde kan gezegd worden over premier Ariel Henry, die ook meestal met de benaming de facto wordt aangeduid. Hij was enkele dagen voor de dood van Moïse door deze aan het parlement voorgedragen als nieuwe premier, maar is nooit als zodanig door de volksvertegenwoordiging aanvaard. Door de internationale gemeenschap wordt Henry wel als de wettelijke vertegenwoordiger van Haïti beschouwd.
Terwijl het land steeds meer in de greep komt van gewapende bendes, is onlangs de vijfde onderzoeksrechter benoemd. Eerdere rechters zagen zich gedwongen hun functie neer te leggen, door gebrek aan medewerking vanuit de overheid, en als gevolg van onveiligheid en bedreigingen. De Haïtiaanse krant Le Nouvelliste belde met onderzoeksmagistraat Walter Wessel Voltaire die op laconieke toon verklaarde: “Ik ben druk bezig met het verhoren van mensen. Ik kan u niet te woord staan.”
Pierre Espérance van de Haïtiaanse mensenrechtenorganisatie RNDDH is sceptisch over het verloop van het onderzoek. Volgens hem is er geen enkele politieke wil vanuit de staat om het onderzoek naar de moord vooruit te helpen. Teveel mensen die bij deze misdaad betrokken zijn, zijn beschermelingen van de autoriteiten, vertelt Espérance in Le Nouvelliste. Hij spreekt de wens uit dat de recherche door kan gaan met haar onderzoek. Het rapport dat de landelijke recherche DPCJ naar justitie stuurde heeft slechts 15% van de beschikbare informatie onderzocht, volgens Espérance. Ook betreurt hij het dat de onderzoeksrechter nu alleen getuigen verhoort, terwijl de Colombiaanse huurlingen nog altijd niet verhoord zijn.
En zo herdenken de familie van Moïse en de regering donderdag elk afzonderlijk de man die een jaar eerder vermoord werd, zonder dat er duidelijkheid is over de exacte toedracht en de opdrachtgevers, en zonder dat er al iemand officieel in staat van beschuldiging gesteld is.