De situatie in Haïti is de afgelopen week snel verslechterd. Waar de demonstraties en het bendegeweld tot voor kort vooral geconcentreerd waren in de hoofdstad Port-au-Prince en omringende plaatsen is de onrust nu overgeslagen naar de rest van het land. Prijzen van benzine en voedsel stijgen tot ongekende hoogte. “Haïti staat opnieuw in brand”, schrijft Haïti-kenner Amy Wilenz.
De afgelopen week maakte de Haïtiaanse regering bekend dat de benzineprijs met 100 % verhoogd wordt. De reden zou zijn dat de schatkist leeg is en dat de overheid geen geld meer heeft om te kunnen functioneren. Vandaar dat besloten is de subsidie op brandstof te beëindigen. Maar, zeggen de Haïtianen, we krijgen al helemaal niets van de staat en als het waar is dat brandstof gesubsidieerd wordt, dan is dit het enige dat we van die overheid ontvangen. Ze accepteren deze prijsstijging dan ook niet en gaan als reactie de straat op.
In verschillende provinciesteden gingen de demonstraties gepaard met geweld en plunderingen. Zo werd in de noordelijke stad Gonaïves een magazijn van het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties geplunderd. In sommige delen van het land zijn de telefoonverbindingen verstoord doordat centrales zijn beschadigd bij de protesten.
De afgelopen maanden was brandstof al zeer schaars geworden. Bij benzinepompen was niets te krijgen, terwijl er op straat benzine tegen exorbitant hoge prijzen werd aangeboden. Eind vorig jaar hebben diverse gangs de petroleumopslag in de haven van de hoofdstad geruime tijd geblokkeerd, waardoor er een gebrek aan brandstof was. En nu zijn het diezelfde bendes die voor veel geld benzine op straat verkopen. Volgens sommige waarnemers is het een tactiek van de overheid, om te weten tot hoever de bevolking stijgende prijzen accepteert.
Veel diensten in het land functioneren nauwelijks meer. Voor het nationaal ambulancecentrum, van groot belang in deze tijd van crisis, zijn de gestegen brandstofprijzen het genadeschot. Tot deze week wist het centrum ondanks alle problemen nog aan benzine te komen. Maar de laatste prijsstijgingen, in combinatie met de onveilige situatie, hebben de directeur genoodzaakt het werk van de ambulances stil te leggen. “Hoe kun je van een werknemer, die per maand minder dan 30.000 gourdes verdient, vragen dagelijks 275 gourdes te besteden aan vervoerskosten om naar zijn werk te kunnen komen? Ondanks de opofferingen van de chauffeurs en ambulancewerkers is de situatie onhoudbaar geworden”, vertelt de directeur aan de Haïtiaanse krant Le Nouvelliste. Hij heeft de laatste twee medewerkers naar huis gestuurd.
Brandstof is niet het enige probleem. Haïti is voor een belangrijk deel afhankelijk van import van rijst en graan om zijn bevolking te kunnen voeden. De oorlog in Oekraïne heeft directe gevolgen voor de voedselvoorziening in het Caribische land. Maar in feite ligt de oorsprong voor de afhankelijke positie van Haïti al decennia geleden, toen in de jaren tachtig van de vorige eeuw USAID en het International Monetair Fonds (IMF) het land economische hervormingen opdrongen waarbij goedkope geïmporteerde rijst en graan de lokale productie verdrong. In ruil voor hulp wordt Haïti nog altijd onder druk gezet door internationale financiële instituten en donorlanden om dit beleid van vrijemarkthandel te volgen.
Ondertussen gaan de protesten door. Verschillende ambassades, waaronder die van Frankrijk, hebben de deuren tijdelijk gesloten. De Verenigde Naties hebben opgeroepen tot kalmte. De Haïtiaanse regering, met aan het hoofd de facto president Ariel Henry, zwijgt in alle talen, evenals de zogenaamde Core Group, een groep van merendeels westerse landen. “Haïti staat opnieuw in brand,” schrijft Haïtikenner Amy Wilenz in The Nation, “en opnieuw doet de VS niets om te helpen.”