Onderzoekers van de Universiteit van Cincinnati hebben in het noorden van Guatemala aanwijzingen gevonden voor het bestaan van een groene, wilde oase in het eeuwenoude centrum van de Mayastad Tikal (400 v.Chr. tot 1000 n.Chr).
De oude Mayastad had straten, pleinen, piramides, tempels en huizen. Het was een dicht bebouwde metropolis. Maar in het centrum, rond een centraal waterbassin, bevond zich een groene oase. Deze had een afmeting van 50 bij 50 meter. Wetenschappers deden onderzoek naar het DNA van oude plantenresten afkomstig uit dit stadsdeel, waar ze meer dan 30 plantensoorten vonden.
Het klimaat in de Mayastad was hard. Tijdens de droogtetijd was het er zeer warm, zeker in de bestrate delen van het centrum. Het park zou voor verkoeling en schaduw hebben gezorgd. De wetenschappers vonden er resten van bomen die wel 30 meter hoog kunnen worden en nog steeds veel voorkomen in de jungle van Guatemala. Daarom denken ze dat men bewust een stukje regenwoud intact hield tijdens de aanleg van Tikal.
De onderzoekers hebben gekeken of het park deels diende voor het verbouwen van voedsel, maar vonden hiervoor geen enkel bewijs. Ze troffen nauwelijks tekenen van verstoring, wat suggereert dat de Maya’s het park bewust zo onveranderd mogelijk hielden. Waarschijnlijk deden ze dit om erosie rondom het waterbassin – waar de bewoners afhankelijk van waren – te voorkomen. De wetenschappers sluiten niet uit dat men planten uit het park gebruikte voor voedsel en medicijnen. Verder denken ze dat het park niet toegankelijk was voor alle bewoners van Tikal. De groene oase bevond zich in een heilig deel van de stad, omringd door tempels, paleizen en de woningen van de belangrijkste families. Mogelijk mocht alleen de elite het park in.
De wetenschappers zijn van plan om in andere oude Mayasteden de aanwezigheid van parken te onderzoeken.