Uitsluiting of solidariteit. Dat is de kwestie die de Curaçaose auteur Joseph ‘Jopi’ Hart (1940) aansnijdt in zijn vierde roman Verkiezingsdans. We schrijven Curaçao, 2005. Het is de vooravond van een nieuwe verkiezingsstrijd. Een zeventienjarige jongeman met een maag gevuld met bolletjes cocaïne staat op het punt het vliegtuig te nemen, op weg naar een beter bestaan voor zijn moeder en zusje.
Hoewel het fenomeen bolletjesslikker door de strengere luchthavencontroles drastisch is afgenomen, geeft deze openingsscène op beklemmende wijze de misère weer van de groep waar de roman om draait: de bewoners rondom Willemstad in wijken als Seru Fortuna, Marchena en Wishi. Hun levens worden gekenmerkt door armoede. Een stedelijke onderklasse zoals die er is in zoveel Latijns-Amerikaanse steden. De kinderen van Sisyphus, voor wie ieder stapje vooruit wordt gevolgd door twee passen achteruit. “De ongeschoolde arbeiders, de werklozen en de behoeftige stakkers zijn zo ver verwijderd van onze eigen sociale realiteit, dat we ons nauwelijks bewust zijn van hun bestaan”, zegt hoofdpersonage Matthew.
Hart werkt het idee van solidariteit met en uitsluiting van de onderklasse uit aan de hand van twee mannelijke hoofdpersonages: Matthew, de held en Manny, de schurk. Matthew, een vlotte dertiger werkzaam in het voortgezet onderwijs en aan de universiteit, maakt deel uit van een maatschappelijk betrokken club die sociale kwesties bespreekt. Nadat hij heeft gesproken over het menselijk potentieel in de arme wijken, laat hij zich door leden van een politieke partij overtuigen om zijn woorden om te zetten in daden.
Tegenover Matthew staat Manny, de lokale caudillo, die geen scheidslijn ziet tussen misdaad en politiek. Want beide dienen hetzelfde doel: zelfverrijking. “Een van de geneugten die Manny had was dat hij aan niemand enige verantwoording schuldig was.” Manny ziet de onderklasse als kanonnenvoer. Hoe slechter hun situatie, hoe gunstiger. Immers, dit drijft ze in de klauwen van zijn drugshandel, een bron van nog enig inkomen. Ondertussen hoopt hij via een verkiezingsoverwinning alle formele banden met Nederland te verbreken om het eiland cadeau te doen aan de Colombiaanse en Mexicaanse maffia als witwasparadijs. Of dit plan slaagt, laat ik in het midden. Wel is duidelijk dat Hart met plezier over deze schurk schrijft. Hij overtuigt minder met het verhaal van Matthew.
In tegenstelling tot de verhaallijn van Manny waarin Hart op formidabele wijze de spanning weet op te bouwen en de aandacht vasthoudt, raakt Hart hopeloos verstrikt in de persoonlijke perikelen van Matthew. Om zijn karakter uit te diepen, geeft Hart hem een duister verleden mee. Ondanks jarenlange therapiesessies begint Matthews verleden in de aanloop naar de verkiezingsstrijd weer op te spelen. Dit verleden zoekt een uitweg via angstaanvallen en huilbuien. Hart bouwt de spanning naar de ontlading van dat ‘trauma’ meesterlijk op. Maar helaas, de spanningsboog eindigt abrupt. In plaats van de knallende ontknoping waarop ik hoopte, volgen ‘ontladende’ praatsessies waarin Matthews vriendinnen hem doorzagen over de diepere betekenis van zijn nachtmerries. Zonde, want door al dat gepraat en gezeur over een oedipuscomplex, voel ik zelfs aversie opkomen tegen hem.
Ten slotte wil ik wijzen op het veelvuldig gebruik in de dialogen van het woord ‘maalstroom’. Geheel speculatief, maar dit terzijde, zou het woord kunnen verwijzen naar het gedicht December 1969 van de Curaçaose arts, bestuurder en auteur Nicolaas Debrot. Hierin schetst deze een uitermate somber beeld van de naargeestige toekomst waar Curaçao op afstevent. Hij zag het eiland als een speelbal van duistere krachten, zonder enige zelfstandige lotsbeschikking. Hart is hoopvoller. Zijn verlangen dat niet slechts de onderklasse maar Curaçao in onderlinge verbondenheid zélf haar toekomst bepaalt, in plaats van overgeleverd te zijn aan de grillen van de maalstroom, klinkt door op iedere pagina. Wellicht tegen beter weten in, want zoals de auteur suggereert op de allerlaatste pagina: ook op Curaçao blijkt de macht der ‘oude’ gewoontes ijzersterk.
Oorspronkelijk had Hart nooit gedacht romans te gaan schrijven. “Mij ontbreken daarvoor de organisatie en het geduld”, aldus de schrijver op zijn blog http://josephhartwriter.wordpress.com/. Inmiddels is de oud-leraar Engels voltijdschrijver, en werkt hij aan zijn vijfde roman Kruispunt. Eerder verschenen van hem de dichtbundel Entregá (2000) en de Engelstalige romans Election Dance (2006) en The Yard (2010).
Joseph Hart, Verkiezingsdans, Uitgeverij In De Knipscheer, Haarlem, 2013, ISBN 9789062658367, 533 pag., € 24,50