Zo gevaarlijk was muziek voor de slavenhouders
Tot slaaf gemaakten kwamen op allerlei manieren in verzet tegen de omstandigheden waarin ze gedwongen verbleven. Moedig, want er stonden draconische straffen op verzet, ook in de Nederlandse koloniën. Desondanks slaagden tot slaaf gemaakten vaak in hun verzet, soms op ingenieuze manieren, onder de neuzen van slavenhouders.
De slavenhouders deden al het mogelijke om het hun ‘bezit’ zo moeilijk mogelijk te maken in opstand te komen. Het dragen van wapens was hen over het algemeen verboden. Ten tijde van de opstand op Curaçao in 1795 was het tot slaaf gemaakten zelfs verboden stokken te dragen.
Maar niet alleen wapens zijn fysieke bewijzen van verzet, in de context van de koloniale slavernij kunnen muziekinstrumenten dat ook zijn. Om onrust onder mensen in slavernij te beteugelen, werd namelijk slechts beperkt toegestaan dat ze bij speciale gelegenheden bij elkaar kwamen. Bij die sporadische bijeenkomsten werd gewoonlijk muziek gemaakt en gedanst. De muziekinstrumenten werden zelf gemaakt van materialen die voorhanden waren: van delen van tuingereedschappen tot natuurlijke materialen.
Het samenkomen om muziek te maken werd niet alleen aangegrepen als moment van ontspanning en plezier, maar ook om de actualiteiten te bespreken. Daar werd vooral de tambú voor gebruikt. Het woord tambú staat voor een muzieksoort en de bijbehorende dans en spirituele gebruiken met West-Afrikaanse roots. Tambú staat tevens voor het belangrijkste, dragende, instrument dat voor de muziek gebruikt wordt, de tamboer. Het meest betekenisvolle van een tambú-bijeenkomst is de zang. Door middel van gezang wordt nieuws verspreid en werden opinies gevormd. Dat gebeurde in Tula’s tijd, maar ook daarna.
Het is dan ook niet vreemd dat de autoriteiten de tambú-bijeenkomsten taboe verklaarden. Als reden werd aangegeven dat de tambú ‘van de duivel’, ‘onzedelijk’ en ‘onbeschaafd’ zou zijn. In 1936 werd de tambú zelfs verboden. Feestgangers werden gearresteerd, ook als ze nog thuis aan het oefenen waren. Het verbod op tambú-feesten is pas in 1952 opgeheven, maar ook daarna waren deze feesten nog zestig jaar aan strenge regels gebonden. Ze waren alleen rond de jaarwisseling toegestaan en mochten slechts duren tot middernacht. Dit laat enerzijds zien hoe hardnekkig de koloniale denkpatronen zijn, maar anderzijds hoe orale geschiedenis kan overleven door een groot bewustzijn van het belang ervan.
Dit artikel is een bijdrage aan de Special Slavernij, najaar 2021