Onlangs verscheen bij het KIT van Jeanette van Ditzhuijzen het boek A Shtetl under the sun. Het boek schetst op basis van interviews met joodse en niet-joodse Curaçaoënaars een beeld van de shetl. Deze Ashkenazische gemeenschap op Curaçao kende gedurende de twintigste eeuw zijn bloeiperiode.
Van Ditzhuijzen zegt dat ze het boek heeft geschreven omdat er weinig bekend is over de Ashkenazische gemeenschap. Dit in tegenstelling tot die andere grote joodse groep op Curaçao, de Sephardim. Een andere reden die volgens de auteur heeft meegespeeld, is een zekere mate van urgentie. Gezien de hoge leeftijd van de meeste Ashkenazische informanten was haast geboden om hun levensgeschiedenissen vast te leggen.
Het boek bestaat uit vijf delen, die zijn onderverdeeld in zeventien hoofdstukken. In het eerste deel vertelt de schrijfster over de oorsprong van de Ashkenazische joden en de redenen van hun vertrek uit Oost-Europa. Vanaf hoofdstuk twee volgt een uitgebreide beschrijving over de levens van opeenvolgende generaties op Curaçao. Aan het einde staat de vraag centraal in hoeverre ze zich volwaardig geaccepteerd en geïntegreerd voelen in de Curaçaose samenleving, maar ook hoe andere bevolkingsgroepen hen beoordelen.
Het resultaat is een interessant werk. In de eerste plaats dicht het werk een gat in de beschrijving van een bevolkingsgroep op Curaçao tijdens de twintigste eeuw. Het boek is ook aan aanrader voor diegenen met een interesse in het Jodendom of de diaspora. Je zou kunnen zeggen dat het boek de vraag behandelt wat betekent joods zijn in Latijns Amerika? De omgeving associeert joods zijn met het niet eten van varkensvlees en het eerbiedigen van de sabbat. Zoals Karner in haar studie over de Sefardische gemeenschap op Curaçao aantoont dat het Jodendom – in tijden van nood – niet exclusief door moeders kant wordt doorgegeven, zo laat Van Ditzhuijzen zien dat het eren van de sabbat en koosjer eten, voor sommige generaties althans, eerder uitzonderingen dan regel zijn.
Waar zit het joods zijn dan in? De sociale uitsluiting op het eiland, de gezamenlijke plaats van oorsprong in Europa, het gebruik van het Jiddisch, het gedeelde geloof, dezelfde economische activiteit, al deze elementen dragen bij een aan zeer sterk ontwikkeld groepsgevoel. Dit betekent geenszins dat er sprake is van een ‘constant gevoel van gelukzaligheid, en pure harmonie’, zoals de meeste oudere informanten vertellen. De auteur schuwt het debat niet; sociale onderscheidingsvormen binnen de groep stipt ze ook aan.
Het sterkste punt van het werk is dat ‘grote’ gebeurtenissen uit de geschiedenis, in dit geval de pogroms in Oost-Europa en de Tweede Wereld Oorlog, door persoonlijke herinneringen en familiefoto’s van de Ashkenazische joden tastbaar worden gemaakt. Soms zijn de verhalen zo persoonlijk en intiem, dat je je als lezer haast een voyeur voelt. Hierin schuilt de grootste verdienste van de schrijfster. De eerste twee generaties Ashkenazim waren een zeer gesloten groep. Van Ditzhuijzen weet dit ‘ons-kent-ons-gevoel’ scherp en helder te formuleren, zelfs in die mate dat je je als lezer buitengesloten voelt.
A Shetl under the Sun. The Ashkenazic Community of Curaçao. Jeannette van Ditzhuijzen, KIT Publishers, 2011, Amsterdam, ISBN 9789460221576, 248 pag., €29,-