Interview met Robert-Jan Friele over zijn boek De Pizarro’s. Eén familie, drie generaties en honderd jaar strijd in Colombia
‘Ik ben de zoon van een admiraal, de broer van twee dode guerrillero’s en we waren allemaal communisten.’ Toen journalist Robert-Jan Friele (1978) deze uitspraak van de Colombiaan Eduardo Pizarro (1949) in een krantenkop las, liet deze hem niet meer los. Friele stuitte erop in 2012 toen hij zich voorbereidde op een interview met Pizarro, die toen ambassadeur in Nederland was. Friele tekende het fascinerende familieverhaal op in De Pizarro’s. Eén familie, drie generaties en honderd jaar strijd in Colombia.
In de titel zit natuurlijk een knipoog naar de klassieke roman Honderd jaar eenzaamheid van Gabriel García Márquez, die stelde dat hij niets hoefde te verzinnen voor de fictie die hij schreef, omdat de werkelijkheid bizarder was dan de fantasie. Dat geldt ook voor de familie Pizarro. Friele begint het verhaal van de Pizarro’s met de ouders van Eduardo: de Admiraal en zijn vrouw Margot. Samen kregen ze vijf kinderen: Juan Antonio is lid geweest van de Partido Comunista Colombiano, Eduardo is een linksgeoriënteerde intellectueel, Carlos was commandant van guerrillabeweging M-19 en werd vermoord, Hernando was lid van guerrillabeweging FARC en werd vermoord en Nina is lid geweest van M-19. Ongewone levenslopen voor kinderen uit een nest uit de hogere middenklasse, zeker met een vader als Pizarro, die als Admiraal een man van het establishment en de macht was. Maar ongewoon voor zijn sociale positie respecteerde hij andere meningen en lieten hij en zijn vrouw Margot alle ruimte voor andere ideeën en meningen. Die pakten hun kinderen dan ook maximaal.
Etentje
“Ik had nog nooit een verhaal gezien waarin de geschiedenis van een land zo samenvalt met het verhaal van een familie”, vertelt Friele in een café in Amsterdam-west. In 2008 verwezenlijkte Friele, die Nederlands en journalistiek studeerde, zijn droom om correspondent in Latijns Amerika te worden. Na een periode van reizen en werken in Midden-Amerika zat hij als correspondent in Argentinië (2008 – 2010) en in Colombia (2010 – 2011). “Over Colombia is genoeg geschreven, maar het gaat vaak over cocaïne, de FARC of over een bepaalde periode. Het boek dat ik nu heb geschreven, had ik wel willen lezen toen ik begon als correspondent in Colombia omdat je op een toegankelijke manier veel te weten komt over het land.”
Dat Eduardo zijn verhaal aan Friele deed, lag niet voor de hand, licht hij toe. “Pizarro was nog ambassadeur en kon dus niet vrijuit praten. Toen hij afzwaaide, nam ik contact op en zocht ik hem op in Colombia, waar ik aan mocht schuiven bij een etentje met de familie. Ik was zenuwachtig, had een pitch voorbereid waarom ík het moest schrijven en waarom ik het zo’n interessant verhaal vond.” Het ging soepeler dan verwacht. “Ze gaven aan dat meerdere journalisten hun familieverhaal wilden opschrijven, maar dat ze voor mij kozen omdat ik uit Nederland kom en niet uit Colombia. Veel mensen die ik interviewde, zeiden hetzelfde.” De Pizarro’s brachten Friele in contact met hun familieleden. “En zoals dat gaat in Colombia, de bovenste laag van de samenleving is klein en iedereen kent elkaar. Dus je wordt van de een naar de ander gestuurd, van interview naar interview. Ik heb er de tijd voor genomen, deed het naast mijn vaste baan als chef nieuws bij de Volkskrant. Ik heb geluk gehad dat ik zo vaak weg kon.” In een periode van zes jaar maakte Friele meer dan tien korte reizen (maximaal 10 dagen) naar Colombia, waarin hij zoveel mogelijk mensen interviewde.
Driedimensionaal persoon
Hoewel het een non-fictiewerk van ruim 500 pagina’s betreft, leest het boek vlot dankzij Frieles schrijfstijl en de vorm die hij gekozen heeft: een familiegeschiedenis van een eeuw, aan de hand van drie generaties. Het is typerend voor het soort journalist dat Friele wil zijn: “Ik zoek het meest toegankelijke verhaal met een goede hoofdpersoon om iets te vertellen, over hoe de wereld in elkaar zit, om een ontwikkeling te schetsen. Je hebt journalisten die willen de minister laten vallen en je hebt journalisten die verhalen willen vertellen. Ik behoor tot die tweede categorie. Het is de kunst om een persoon te vinden waar je zo’n verhaal aan ophangt. Je verhalen worden er heel goed door, want die persoon wordt driedimensionaal, in plaats van dat je in een reportage drie of vier mensen opvoert. Bij een goede biografie ken je op het laatst de hoofdpersoon zo goed, dat je kan voorspellen hoe die reageert in bepaalde situaties. Dat gevoel heb ik nu wel met de Pizarro’s.”
Vooraf heeft de familie Pizarro geen taboes uitgesproken of voorwaarden gesteld. Uit zichzelf liet Friele Eduardo meelezen door conceptteksten via vertaalprogramma Deeple om te zetten in het Spaans. Dat levert geen perfecte teksten op, maar komt in de richting. In het boek krijg je niet alleen Eduardo’s visie, maar hoor je een veelvoud aan stemmen en perspectieven. Friele: “Ik vroeg andere mensen altijd wat ze van Eduardo’s visie vonden. Want niet iedereen stond te applaudisseren bij hoe hij dingen ziet. Ik wilde contrast aanbrengen. Mensen spraken elkaar ook wel eens tegen. Ik legde het verhaal van persoon A dan voor aan persoon B. Die bevestigde of nuanceerde dat dan, of sprak het tegen. Of andersom. Dan checkte ik nogmaals met persoon A. Ik heb in ieder geval geprobeerd om alle verhalen bij een persoon te checken.” Gesprekken verliepen soms emotioneel, maar “de gemene deler was dat ze na afloop van het gesprek vaak zeiden dat het fijn was om er weer even over gesproken te hebben.” Naast de vele gesprekken die Friele voerde, raadpleegde hij talloze bronnen zoals kranten, boeken, videomateriaal.
Janken op bed
Het verhaal van de Pizarro’s, van Colombia, stemt niet per se vrolijk. Dat gevoel beaamt Friele. “Vaak als ik mensen had geïnterviewd, had ik bij wijze van spreken zin om een potje te janken op bed. Omdat het zo veel verdrietige verhalen zijn. Toen ik begon in 2015, was iedereen optimistisch vanwege het vredesproces. Ik denk dat mensen daarom ook wilden praten, het was een afsluiting van een periode waarin ze een rol hadden gespeeld. Dat optimisme is nu weg. We zitten nu weer in een cyclus van geweld, sociale leiders worden vermoord.”
In hoeverre is de generatie van Eduardo met zichzelf in het reine gekomen? “Dat weet ik niet zo goed, het verschilt per persoon. Ik denk dat Nina achteraf wel spijt heeft van de jaren zeventig. Ze zijn niet heel trots erop dat ze zo radicaal waren in die tijd. Als je ziet wat ze hebben gelaten in die tijd, kinderen, studie, et cetera en ziet wat het heeft opgeleverd, dat is een vrij negatieve balans. Ik kan me voorstellen dat het moeilijk is om daar kritisch over te zijn, om toe te geven ‘dit zijn eigenlijk vijf weggegooide jaren’.”
“Ik denk bijvoorbeeld dat het beeld van broer Carlos is geïdealiseerd. Juan Antonio is trots dat Carlos de vrede getekend heeft, maar tegelijk heeft hij geen goed woord over voor die jaren ervoor. Dat M-19 in 1983 de vrede had kunnen tekenen, maar nog zeven jaar lang oorlog heeft gevoerd. Maar uiteindelijk heeft Carlos de vrede doorgezet en niet zoals de FARC nog dertig jaar doorgevochten.”
Beter praten dan schieten
De romantiek van de guerrilla bestaat eigenlijk niet, lees je in Frieles boek. “Een oud-guerrillero zei me: ‘veel van mijn oud-collega’s maken een altaar van het verleden en praten daar heel positief over’. Dat zal er mee te maken hebben dat die jaren heel intensief zijn, net zoals je studietijd, je bent samen, met je kameraden strijd je ergens voor, dat wordt een referentiepunt van je systeem, wat je daarna nooit meer zult hebben in je leven.”
Wat heb je geleerd van het schrijven van dit boek? “De belangrijkste les is hoe funest het is als mensen kiezen voor wapens. Die laatste twintig jaar was het iedereen wel duidelijk dat wat de FARC deed, nergens toe leidde. Maar in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw dachten veel mensen nog wél dat het ergens toe leidde. Hoe erg het ook is, je kunt beter praten dan schieten.”
Friele is dan wel kritisch op de keuze voor wapens, hij begrijpt ook dat je mensen die drastische keuzes maken, ook kunt bewonderen. “Eduardo schreef in een van zijn boeken dat de jeugd van Colombia tot de meest genereuze van het continent behoorde. Omdat zo veel jongeren alles opgaven voor hun land, omdat ze een toekomst voor ogen hadden. Die alles, hun eigen wensen, opgaven omdat ze geloofden in die droom. Die overtuiging heb je nodig om vooruitgang te boeken.”
Maar wat er ontbrak, was balans. “Juan Antonio zei dat luisteren niet hun grootste talent was. Het is goed om overtuigd van jezelf te zijn, maar je moet wel openstaan voor anderen’.”
Robert-Jan Friele, De Pizarro’s. Eén familie, drie generaties en honderd jaar strijd in Colombia, Uitgeverij Meulenhoff, 2021, ISBN 9789029091718, ISBN 9789402317619 (e-book), 572 pag., € 29,99
De Pizarro’s. Eén familie, drie generaties en honderd jaar strijd in Colombia is verkrijgbaar bij uw lokale boekhandel. Later dit jaar leest u een recensie van het boek op onze website
Kijk voor meer informatie op De Pizarro’s – Een Colombiaanse familiekroniek (robertfriele.nl)
Foto van de auteur is gemaakt door Károly Effenger