Cubaanse troubadours, muzikanten en artiesten brengen deze dagen hulde aan singer-songwriter Pablo Milanés, oprichter en fundamentele pijler van de Nueva Trova-beweging (nieuwe muziek), die op 22 november op 79-jarige leeftijd in Madrid overleed. Eerder deze maand annuleerde Milanés verschillende concerten omdat hij in Spanje behandeling zocht voor bloedkanker. Liefkozend ‘Pablito’ genoemd, stond hij bekend om zijn poëtische teksten en emotionele vocalen op hits als Yolanda, Yo Me Quedo (Ik blijf) en Amo Esta Isla (Ik houd van dit eiland). Zijn dood werd ‘met veel pijn en verdriet’ bevestigd op zijn officiële Facebook-pagina.
De president van Cuba, Miguel Díaz-Canel, betreurde gisteren de dood van de buitengewone muzikant, zanger en componist, die hij beschouwde als “de onafscheidelijke stem van onze generatie”. Op Twitter zei hij vanuit Moskou: “Pablo is overleden, lazen we toen we deze dinsdag wakker werden in Rusland en de pijn komt met het nieuws. Een van onze grootste muzikanten verdwijnt fysiek. Zijn stem is onlosmakelijk verbonden met de soundtrack van onze generatie.” Premier Manuel Marrero Cruz tweette: “De cultuur in Cuba rouwt om de dood van Pablo Milanes.”
Pablo Milanés Arias werd in 1943 geboren in de Oost-Cubaanse stad Bayamo, als jongste van een gezin met vijf broers en zussen uit de arbeidersklasse. Zijn muzikale talenten waren al op jonge leeftijd duidelijk. Vanaf zijn zesde jaar deed hij mee aan zangwedstrijden op lokale tv- en radiostations en hij won ze vaak. Later studeerde hij aan het Conservatorio Municipal in Havana. Ondanks deze formele opleiding noemde hij doorgaans de bohemienmuzikanten uit zijn lokale buurt als inspiratie voor zijn vroege carrière.
Milanés wordt beschouwd als een van de belangrijkste exponenten van het auteurslied in het Spaans. Zijn repertoire telt meer dan vierhonderd stukken. Als winnaar van twee Latin Grammy’s (2006) en een beeldje voor Musical Excellence (2015), combineerde hij genres en geluiden die schommelden tussen traditie en moderniteit, terwijl zijn discografie filin, jazz, rumba, son of bolero omvatte, vastgelegd in vijftig albums.
Hij vertolkte de traditionele trova, maar ook de stem van het Chileense volksverzet. Hij bracht hulde aan figuren uit de Cubaanse geschiedenis zoals José Martí, de leider van de Cubaanse Onafhankelijkheidstrijd, en de nationale dichter Nicolás Guillén. Ook eerde hij Latijns-Amerikaanse iconen zoals de Braziliaanse Chico Buarque en de groten van de Mexicaanse bolero, onder wie Armando Manzanero.
Hoewel hij de Cubaanse revolutie van 1959 steunde, werd Milanés aanvankelijk het doelwit van de regering van Fidel Castro, die de ‘alternatieve’ cultuur aan banden legde. De muzikant werd naar verluidt lastiggevallen omdat hij zijn haar in een afrokapsel droeg, en in 1965 werd hij naar een agrarisch dwangarbeidskamp gestuurd vanwege zijn interesse in buitenlandse muziek. Het temperde zijn enthousiasme voor de revolutie niet en hij begon politiek in zijn muziek op te nemen.
In samenwerking met muzikanten als Silvio Rodríguez en Noel Nicola, en gesponsord door de regering van Castro, was hij mede-oprichter van de nuevo trova-beweging, die was ontworpen om traditionele Cubaanse volksmuziek te moderniseren voor de moderne, postrevolutionaire samenleving. In 1987 noemde de New York Times Rodriguez en Milanés ‘evenzeer een symbool van Cuba en zijn revolutie als Fidel Castro en zijn baard’. “Het succes van Silvio en Pablo is het succes van de revolutie”, zei Fidel Castro tijdens een receptie ter ere van de twee artiesten in 1984.
In Cuba gaf Milanés zijn laatste concert in het populaire Ciudad Deportiva-colosseum voor duizenden mensen. Hij bracht er iconische liederen naast werk van zijn recente album Días de Luz. De promotietour voor dit album bracht hem naar podia in de Verenigde Staten en Spanje.
Foto’s: Wikimedia Commons, Discogs