Grosso modo zijn er twee soorten reisschrijvers. Sommigen komen argeloos aan, laten zich door hun nieuwsgierigheid leiden, het land overvalt hen. Een ander soort schrijver komt aan met een bepaalde bagage, heeft zich vooraf ingewerkt en toetst wat hij ziet aan reeds verworven kennis. Harrie Lemmens behoort, als doorgewinterd vertaler van Braziliaanse literatuur, bijna onvermijdelijk tot de tweede categorie. In God is een Braziliaan heeft hij geplande ontmoetingen met schrijvers en persoonlijkheden uit de culturele wereld. Hij weet wie en wat hij wil zien.
Lemmens blijft in Brazilië een buitenstaander, constant in beweging en met periscopische blik de omgeving aftastend. Het boek neemt de vorm aan van een caleidoscoop – bijna elke ontmoeting of observatie geeft aanleiding tot associaties, verhalen en anekdotes. Opvallend is hoeveel de auteur de Brazilianen zelf aan het woord laat, alsof de bewoners de rol van gids overnemen. Lemmens’ eigen schrijven is doorgaans levendig, soms met een ironische, ja zelfs cynische ondertoon.
Misschien, zullen sommigen aanvoeren, is het boek te literair getint – Lemmens ontmoet wel erg veel schrijvers en route – opdat het een brede, algemene introductie tot Brazilië zou bieden. Daar schuilt een zekere waarheid in, maar Lemmens is nu eenmaal vertaler. Tegelijk prikkelt zo’n literaire invalshoek de nieuwsgierigheid wel. Zoveel is nog ongelezen, onbekend en onbemind. Waarom is een fundamenteel boek als Macunaíma (1928) van Mário de Andrade niet in het Nederlands verschenen? Waarom is het epos van Érico Veríssimo over het zuiden van Brazilië bij ons onontdekt gebleven? Of het werk van Paulo Leminski, Cyro dos Anjos en Dyonélio Machado, illustere onbekenden waarnaar Lemmens je zo nieuwsgierig maakt?
Hoe staat het eigenlijk met het literaire bedrijf in Brazilië? In Bahia, waar hij een verwaarloosde bibliotheek bezoekt, hekelt Lemmens nog de onachtzaamheid van de Brazilianen voor hun eigen cultuur (‘Waarom niet meer geld besteden aan dit soort centra? Brazilië is toch booming?’). Later lijkt hij zijn oordeel te verzachten. In de grote Braziliaanse steden komen goed uitgeruste, moderne boekhandels van de grond. Ook het aantal literaire festivals, boekenbeurzen, interviewprogramma’s, signeersessies en boekpresentaties groeit spectaculair.
God is een Braziliaan is niet in één stuk geschreven, Lemmens heeft de weerslag gebundeld van drie reizen. De vroegste reis dateert van 2007, maar de teksten voelen nergens verouderd aan: de auteur onthoudt zich grotendeels van commentaar op politieke en maatschappelijke gebeurtenissen. Dat betekent niet dat hij een blinde minnaar is van wat hij aantreft. Het historische centrum van Salvador vindt hij een opgepoetst filmdecor, bestemd voor toeristen. De raciale gelijkheid in Brazilië blijkt al snel een fabeltje. In Rio trekt Lemmens de neus op voor de lokale fitnessgekte. Maar het scherpst van al klinkt hij voor een bepaald slag Braziliaanse antropologen, buitelend in hun politieke correctheid:
“Het is natuurlijk prijzenswaardig om historisch onderzoek te doen naar inheemse bevolkingsgroepen, hun manier van wonen, werken en nietsdoen. (…) Maar wat doen de antropologen? Ze verbinden aan het onderzoek naar vroeger een heilige verontwaardiging over het feit dat de echte nazaten niet meer kunnen leven zoals hun voorouders. Met als gevolg dat je een kinds opperhoofd met breed uitstekende verentooi op de grond zittend naar São Paulo ziet wijzen: ‘Dat is allemaal van mij.’ Of indianen die dansen in jeans en beha’s. Of grietjes die ineens inheemse talen willen spreken en doceren. Reservaten die zo gesloten zijn dat er geen uitweg is voor wie geen zin heeft om zijn leven te vergooien aan een wan- of waanideaal.”
Eerlijk gezegd laat God is een Braziliaan me met een dubbel gevoel achter. Lemmens beweegt als een wervelwind. De hoeveelheid informatie die de lezer meekrijgt is soms overdonderend. Net zoals op een echte reis (‘niet weer een museum!’) verlang je wel eens naar een adempauze, een ankerpunt om wat meer door de oppervlakte van een plaats te prikken. Grappig genoeg schijnt Lemmens die overdaad opeens zelf te beseffen, wanneer hij op p. 296, de zoveelste kerk (in Belo Horizonte) bezoekend, uitroept: “nee, basta, genoeg kerken, en nee, er is ook geen tijd voor het oude bestuurlijke centrum van Minas Gerais”.
Hoe dan ook, de ambitie van dit boek is bewonderenswaardig en niet gering. “Brazilië is niet voor beginners”, zei ooit Tom Jobim. “Le Brésil n’est pas un pays sérieux” (Brazilië is geen serieus land), wordt aan Charles de Gaulle (wellicht onterecht) toegeschreven. Welnu, God is een Braziliaan vult alvast twee leemtes: een ‘beginner’ kun je niet meer zijn na dit bad, deze onderdompeling van 335 bladzijden, en dat het land ontzettend rijk en divers is – althans op cultureel gebied – zal niemand na lezing nog durven ontkennen.
Harrie Lemmens, God is een Braziliaan, Atheneum – Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2014, 335 pag., ISBN 9789025302870, prijs 19,99 euro