Latijns Amerika en het Caribisch gebied zijn een van ’s werelds meest kwetsbare regio’s voor de klimaatcrisis, met jaarlijkse orkanen en enkele van de ergste droogtes ter wereld. Maar het ontbreekt aan eenheid om de uitdaging aan te gaan.
Misschien is de enige verbindende factor van de Latijns-Amerikaanse landen op de klimaatconferentie van de Verenigde Naties van dit jaar, de COP26 in Glasgow, de eis dat rijkere landen de rekening van de strijd tegen de opwarming van de aarde betalen door de 85 miljard euro te mobiliseren die is afgesproken in het akkoord van Parijs.
Brazilië en Mexico, de twee grootste uitstoters van broeikasgassen in Latijns Amerika, staan centraal op de top van dit jaar, omdat er veel kritiek is op het gebrek aan vooruitgang in hun klimaatbeloften.
“De regeringen van Latijns Amerika willen heel verschillende dingen”, zegt de Chileense Maisa Rojas, een van de auteurs van het laatste rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). “Historisch gezien is er geen gemeenschappelijk standpunt geweest.”
Deze variatie in beleid blijkt duidelijk uit de nationaal bepaalde bijdragen, waarin elk land zijn aanpak presenteert om de opwarming van de aarde tegen te gaan. “Niet alle Latijns-Amerikaanse landen hebben hun bijdrage geregistreerd, terwijl Brazilië en Mexico hun toezeggingen van het akkoord van Parijs niet hebben verbeterd”, voegt Rojas toe.
Colombia, een van de meest biodiverse landen ter wereld, is van plan tegen 2030 de uitstoot van broeikasgassen met 51 procent te verminderen, een einde te maken aan de ontbossing en koolstofneutraliteit te bereiken.
Volgens een rapport van het Wereld Natuur Fonds hebben Colombia, Panama, Costa Rica, de Dominicaanse Republiek en Suriname de meest ambitieuze klimaattoezeggingen gedaan. Maar de grootste uitstoters van broeikasgassen in de regio zijn ook gebrekkig in hun klimaatverplichtingen.
Hoewel wetenschappers het er bijna unaniem over eens zijn dat mondiale klimaatdoelstellingen alleen kunnen worden bereikt door af te stappen van fossiele brandstoffen, zou de voorgestelde energiehervorming van Mexico wind- en zonne-energie beperken.
Brazilië, dat een delegatie naar de COP26 heeft gestuurd zonder president Jair Bolsonaro, zei dat het zich inzet voor het behoud van de Amazone, maar de aanleg van wegen en mijnbouw in ’s werelds grootste regenwoud niet zou inperken. Deze problemen zijn niet exclusief voor Brazilië en Mexico.
De president van Ecuador, Guillermo Lasso, dringt erop aan dat ontwikkelingsprojecten waarbij natuurlijke hulpbronnen worden geëxploiteerd, kunnen worden uitgevoerd zonder het milieu te schaden. Maar zijn dergelijke doelen echt te verenigen? “Nee, dat zijn ze niet”, zegt Rojas, eraan toevoegend dat deze manier van denken getuigt van een gebrek aan begrip van de klimaatcrisis.
Joseluis Samaniego, directeur duurzame ontwikkeling bij de Economische Commissie voor Latijns Amerika en het Caribisch gebied van de VN (Cepal), vertelt dat een verschuiving naar groene en duurzame energie de economie stimuleert. “Het is niet alleen goedkoper in termen van megawatt per geïnvesteerde dollar, maar het creëert ook werkgelegenheid”, zegt hij. Maar hij erkent dat een verschuiving in het energiebeleid investeringen vereist met geld dat is opgepompt door ’s werelds meest ontwikkelde economieën.