Milieu & Natuur

Contradicties van de mijnbouworganisatie

29 april 2021

Ton Salman

Boliviaanse mijnbouw klem tussen principes en belangen

Het gaat op en neer met de mijnbouw, een economische kernactiviteit van Bolivia. Even leken coöperaties een weg naar een betere toekomst. Maar ook zij bedrijven uitbuiting en milieuvernietiging. In een wirwar van gemeenschappelijke én tegenstrijdige principes en belangen tussen de socialistische regering, coöperaties, staatsmijnbedrijf, vakbonden, inheemse gemeenschappen, milieuorganisaties en ngo’s ontstond een mijnbouwwet met “dikke mist’’ rond omstreden kwesties. Bolivia kan maar moeizaam loskomen van de ‘vloek van de rijke natuurlijke hulpbronnen.’

Bolivia is één van die landen waarop de bittere conclusie over de ‘vloek van de rijke natuurlijke hulpbronnen’ bij uitstek van toepassing lijkt. De gulheid van het territorium wekt de begeerte van de interne en externe machtige actoren en verwordt dan tot rampspoed voor de bevolking en het milieu. Voorbeelden te over. Tijdens de Spaanse overheersing leverde de beroemde Cerro Rico bij Potosí vele tonnen zilver. Genoeg, zei men, om een complete zilveren brug over de oceaan te bouwen en ook voor Piet Hein om een keer zo’n zilvertransport te overvallen.

Potosí, Cerro Rico

De vloek van de natuurlijke rijkdommen

Daarnaast levert de bodem, tot op de dag van vandaag, veel andere mineralen zoals tin, zink, lood, koper en goud. In de periode waarin rubber werd gewonnen in de Zuid-Amerikaanse Amazonewouden (± 1850-1920) werd in Bolivia de cinchona of kinaboom geëxploiteerd om kinine tegen malaria te winnen. Bolivia’s kustprovincies bevatten veel salpeter en werden inzet van de verloren oorlog tegen Chili (1879-1883); sindsdien is Bolivia afgesneden van de zee, tot op heden een enorme bron van frustratie. De vermeende olierijkdommen in de Chaco-regio in het zuidoosten werden inzet van de (verloren) oorlog tegen Paraguay (1932-1935).

Totdat Evo Morales in 2006 aantrad als president werden enorme gasreserves voor een appel en een ei, via jubelende gas- en olie winnende multinationals, verkocht aan de buurlanden. Recenter werd quinoa, het ‘wondergraan’, in de westerse wereld zo populair dat het – ondanks productietoename – door massaexport bijna onbetaalbaar werd voor arme Bolivianen. En nu bezit Bolivia naar verluidt de grootste lithiumvoorraden ter wereld. De exploitatie ervan werd een bron van zorg en controverse. Hoe te voorkomen dat opnieuw ruwe grondstof het land verlaat zonder dat Bolivia ervan profiteert met technische kennisoverdracht, werkgelegenheid en meerwaardeproductie? Kortom: hoe nu eindelijk een keer te ontsnappen aan de ‘vloek van de natuurlijke hulpbronnen’?

Bittere armoede

Toen in de jaren tachtig van de twintigste eeuw de prijzen van delfstoffen kelderden en veel vindplaatsen zo ongeveer uitgeput leken, decimeerde de overheid het staatsmijnbouwbedrijf COMIBOL en verloren tienduizenden mijnwerkers hun baan. Als reddingsboei werd de oprichting van zogenaamde cooperativas bedacht: gecollectiviseerde mijnbedrijven, in het bezit van de mijnwerkers zelf, die concessies konden verwerven om de schachten en mijngangen nog eens leeg te schrapen. Idealiter zijn coöperaties sociale instituties met zelfbestuur, arbeiderssolidariteit en gelijkheid als prominente principes. In de praktijk profiteerden behendige leiders net iets meer dan anderen van de (schaarse) opbrengsten.

Yangas regio, ingang mijnschacht

Gedurende vele jaren stonden deze cooperativas gelijk aan bittere armoede. De coöperaties bezaten noch het kapitaal noch de kennis om technisch te innoveren of veiligheid in de mijnen te garanderen; de opbrengsten waren laag, de prijzen abominabel. Ongelukken en kinderarbeid kwamen frequent voor. Maar de tijden veranderden. Er werden tóch weer nieuwe minerale reserves gevonden, en zeker in de eenentwintigste eeuw stegen opnieuw de prijzen, mede door China’s enorme behoefte aan grondstoffen.

Wangedrag coöperaties

Betere exploitatietechnieken, hogere prijzen en een ware vloed aan nieuw opgerichte coöperaties (alleen zij kunnen concessies verwerven) bezorgden de leden, de socios, nu betere inkomsten, soms zelfs rijkdom. De coöperaties werden vaak ware bedrijven, met als bijzonder kenmerk alleen nog het collectieve eigendom. De socios lieten het eigenlijke werk nu vaak liever aan loonarbeiders over. Ze bleken in staat tot uitbuiting van deze niet-leden, onderbetaling en enorme milieuvervuiling. Werkomstandigheden bleven vaak precair, en het aantal conflicten met lokale inheemse gemeenschappen op wiens territorium de mijnwerkers binnendrongen, nam sterk toe.

In het bijzonder de goudmijnbouw – goudprijzen verveelvoudigden vanaf 2000 – maakte een spectaculaire groei door; vele nieuwe goud winnende coöperaties werden geboren. Hoewel cijfers onbetrouwbaar blijven, wordt geschat dat het overgrote deel van de goudmijnbouw in Bolivia nu door cooperativas wordt gedaan. En die cooperativas zijn, een beetje paradoxaal, bondgenoten van de linkse regering van Morales sinds 2006. Het zijn immers mijnwerkers, dus arbeiders. En coöperaties lijken ideologisch toch een beetje verwant met vakbonden. Nog afgezien van de claims dat het om “kleinschalige” en “ambachtelijke” mijnbouw zou gaan. Ook dat is “volks” – al nemen in werkelijkheid de laatste jaren zowel de schaal als de technische ontwikkeling toe.

Groen versus links

Mijnbouwcoöperaties in Bolivia zijn verenigd in FENCOMIN, de nationale federatie van mijnbouwcoöperaties. Binnen het discours en beleid van de MAS – toen met Morales, en nu met de nieuwe president Luís Arce – figureren prominent thema’s als arbeiders- en milieubescherming. “Moeder Aarde” wordt hooggeacht; in de inheemse kosmologie die de MAS inspireerde neemt zij een centrale plaats in. Het is daarnaast een regering van gewone mensen, niet van de elite. En wie zijn meer gewone mensen dan de leden van de coöperaties?

Toch heeft deze constellatie een groot conflictpotentieel – dat met name losbarstte toen een nieuwe mijnwet moest worden ontworpen. Behalve FENCOMIN moesten vanzelfsprekend ook de FSTMB (de mijnwerkersvakbondsfederatie), het weer opgetuigde staatsmijnbouwbedrijf COMIBOL, de ecologische bewegingen en ngo’s (deels geïnspireerd door inheemse visies) worden geconsulteerd. Hun eisen botsten. COMIBOL zag het liefst verdergaand staatsbezit en -controle. FENCOMIN pleitte voor ruimhartige nieuwe concessieverleningen en een zeer geleidelijke en zachte invoering van milieueisen, bijvoorbeeld rondom het gebruik van kwik, dat veel wordt gebruikt in de goudmijnbouw. FSTMB pleitte voor minimumloongaranties en strenge veiligheidseisen, die zouden moeten gelden voor zowel particuliere bedrijven als coöperaties.

Kwik

FENCOMIN verzette zich hier weer tegen. Milieu- en inheemse bewegingen pleitten op hun beurt voor een doorslaggevende stem voor lokale gemeenschappen rondom de mijnbouw op hun territoria, en vanzelfsprekend ook voor strenge milieueisen en een verbod op kwik – of het lozen van welke kwalijke residuen van de mijnoperaties dan ook. En om het nog moeilijker te maken; soms eisten lokale gemeenschappen vooral een deel van de winst óf het recht om zélf de mijn te exploiteren. Niet het milieu, maar het recht op de opbrengst werd dan centraal gesteld.

De mijnduivel ´el tío´

De regering met het ministerie van mijnbouw wilde en kon zich geen conflict met de FENCOMIN veroorloven. FENCOMIN staat niet alleen voor honderdduizenden stemmen, maar heeft ook een, voor de regering, beangstigend groot mobilisatievermogen. FENCOMIN kan het land platleggen. Hun argument: dit is toch een regering van en voor het volk? Welnu, dat volk verdient een mooie boterham in de mijnbouw. Afblijven!

De officiële grondslagen van de socialistisch geïnspireerde regering behelzen, zoals COMIBOL onderstreept, ook de nationalisering of in ieder geval adequate overheidsregulering van en controle over de exploitatie van alle natuurlijke rijkdommen. ‘s Lands mineralen behoren daar zonder twijfel toe. Maar het Boliviaanse overheidsapparaat beschikt noch over de politieke macht noch over de technische middelen om zo’n nationaal beheer te realiseren. En los daarvan: echt álle buitenlandse investeerders afschrikken is ook niet in het belang van de MAS-regeringen – radicale taal in toespraken daargelaten. Deze arena met FENCOMIN, met COMIBOL, met FSTMB, met de milieuactivisten van ngo’s en hun inheemse inspirators, en met lokale gemeenschappen, werd de MAS-regering eigenlijk te veel.

De Januskop van de coöperaties

Mijnbouwcoöperaties in het huidige Bolivia zijn bedrijven met collectief eigendom, zeggen de critici. Bedrijven die onderbetalen, hun personeel weinig arbeidsveiligheid bieden en belastinguitzonderingen eisen, terwijl op de winning en export van natuurlijke hulpbronnen specifieke heffingen en leges van toepassing zijn. Bovendien staan ze vijandig tegenover de opbouw van een gekwalificeerd milieu-inspectieteam van de overheid. De goudmijnbouw-coöperaties, die zowel werkzaam zijn in de schachtenbouw in het hoogland als in het tropisch laagland met grote vlotten de rivierbodemsedimenten afschrapen en ‘wassen’, hebben de laatste jaren een steeds prominenter positie binnen FENCOMIN verworven. Ze bestrijden ook het voornemen om kwik op korte termijn te verbieden.

Maar mijnbouwcoöperaties zijn ook een cruciale politieke steunpilaar van de opeenvolgende MAS-regeringen. De MAS en FENCOMIN zijn beide socialistisch angehaucht, zijn anti-elite en worden gedragen door “het gewone volk”. Ze hebben de mond vol over gelijkheid, en over strijd tegen de rijken, de imperialisten en de multinacionales. Het zijn natuurlijke bondgenoten – maar tegelijkertijd elkaars tegenstrevers – bij een nieuw overheidsbeleid dat een weg zoekt uit de eeuwenlange hulpbronnenexploitatie en het extractivisme. En uit de traditie van een fooi voor de arbeiders en het land, en de uitputting en vernietiging van Bolivia’s natuur. In deze tegenstrijdigheden tonen de coöperaties zich met een Januskop.

‘Dikke mist’ in nieuwe mijnbouwwet

Natuurlijk: zo vriendelijk jegens Moeder Aarde bleek de MAS zelf de afgelopen veertien jaren meestal niet. En zo daadkrachtig op weg naar een alternatief economisch model, niét gebaseerd op extractivisme, zeker ook niet. Maar kleine openingen, deels afgedwongen doordat de MAS herinnerd werd aan de eigen inheemse wortels, waren er toch. Ze bleven echter bescheiden: FENCOMIN’s macht leidde tot een voorstel voor een mijnbouwwet die zelfs volgens de pragmatici onder de ecologisten te veel een wassen neus was.

De politieke controverses die volgden, werden fraai geïllustreerd door de tumultueuze gebeurtenissen nadat de mijnbouwwet in april 2014 aan het parlement was voorgelegd. Ondanks Morales’ instructie dat de goedkeuring snel moest volgen “zonder een komma te veranderen”, wijzigde het parlement het artikel (#151) dat de coöperaties de vrijheid gaf om zonder overheidsbemoeienis privé-expertise van buitenlandse bedrijven in te huren om de rendementen te verhogen. Het parlement vond dat “ongrondwettelijk”; in de grondwet stond namelijk dat alle natuurlijk rijkdommen aan het Boliviaanse volk toebehoorden en nooit zonder overheidstoezicht mochten worden gewonnen. FENCOMIN kondigde massale protesten en wegblokkades tegen de wijzigingen door het parlement aan en voegde de daad bij het woord. Tegen de gehele oorspronkelijke tekst protesteerden naast milieuorganisaties ook landbouwers die van grondwaterexploitatie en irrigatie afhankelijk waren; zij zagen hun oogsten in groot gevaar komen indien de coöperaties de vrijheden zouden krijgen die de wet hen toestond. En de FSTMB was vooral bezorgd over magere veiligheidsvoorschriften. Te midden van het opklinken van al deze bezwaren en protesten werd de wet toen onverhoeds ingetrokken wegens “fouten die in de tekst geslopen waren”. Pas lange tijd later werd een nieuwe versie uiteindelijk goedgekeurd. Volgens critici muntte deze tekst uit in dubbelzinnigheid en “dikke mist” rondom de controversiële kwesties.

Gestolde patronen

Een land dat zólang een economisch model kende dat gebaseerd was op de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen en arbeid, gecombineerd met exclusieve profijtelijkheid daarvan voor een kleine elite en systematische uitsluiting en discriminatie van de grote inheemse groepen, vindt niet zomaar een uitweg uit de inmiddels gestolde en onwrikbare patronen. Het resulteerde in een achterstand van de eigen technische, industriële, productie-, en opleidingsniveaus, en in belangentegenstellingen, ook tussen verschillende juist onderliggende groepen. Morales’ regering herverdeelde, beschermde de zwaksten en beëindigde de uitverkoop van de natuurlijke rijkdommen. Maar, zeggen critici, het was allemaal “conjunctureel”. Een overtuigend, duurzaam “algemeen belang” werd nog niet gecreëerd. Obstakels waren en bleven het chronisch gebrek aan technisch bijdetijdse industrie, stabiel, gekwalificeerd en waardig betaald werk, de onderwijsachterstanden en het ernstig milieuschade veroorzakend extractivisme, waarin wrang genoeg juist ook de minder geprivilegieerden vaak hun levensonderhoud vonden.

Ton Salman werkte als docent culturele antropologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en woonde – ook als onderzoeker – een aantal jaren in Bolivia.

Deze bijdrage is onderdeel van de Bolivia Special (april-mei 2021).

Gerelateerde berichten

Oerbossen Bolivia branden in stilte weg

Oerbossen Bolivia branden in stilte weg

Internationaal is er diepe verontwaardiging over de bosbranden in het Braziliaanse Amazonewoud. De extreemrechtse president Bolsonaro krijgt bakken kritiek over zich heen. Maar in buurland Bolivia voltrekt zich een vergelijkbare, stille ramp. In 2019 brandde meer dan zes miljoen hectare aan bos af, een gebied ter grootte van Nederland, Luxemburg en Vlaanderen samen.

Lees meer
Brazilië, Indonesië en Democratische Republiek Congo willen ‘Opec van regenwouden’  vormen

Brazilië, Indonesië en Democratische Republiek Congo willen ‘Opec van regenwouden’ vormen

Aangespoord door de verkiezing van Lula willen de drie landen, waar zich de helft van alle tropische bossen bevinden, sterkere inspanningen voor natuurbehoud toezeggen. Met name de verkozen president van Brazilië, Luiz Inácio ‘Lula’ da Silva, heeft beloofd te vechten om de ontbossing in het Amazonegebied een halt toe te roepen.

Lees meer

Stikken in het paradijs

Documentaire over vervuiling Isla-raffinaderij Dit jaar bestaat het Koninkrijk der Nederlanden 200 jaar. Curaçao is een van de parels aan de kroon, een geliefd eiland bij veel (Nederlandse) toeristen. Wat de vakantiegangers vaak niet weten, is dat in dit paradijs een...

Lees meer
agsdi-globe

Politiek & Maatschappij

agsdi-portrait

Kunst & Cultuur

agsdi-camera

Vrije tijd & Toerisme

agsdi-income

Economie & Ondernemen

agsdi-leaves

Milieu en Natuur

agsdi-learn

Onderzoek & Wetenschap

Blijf op de hoogte

Adverteren op onze website?

Dat kan! Tegen een scherp tarief plaatsen wij uw advertentie.

Ontvang onze nieuwsbrief

Schrijf u in en ontvang onze digitale nieuwsbrief met een overzicht van onze nieuwe artikelen.

Volg ons op social media

Wees als eerste op de hoogte van nieuwe artikelen en deel artikelen met uw netwerk.

Share This