Het was een vreemde en voor mij al bijna onbekende sensatie: koude handen, koude vingers, koude neus. Ik waande me even terug in de tijd, op een gure winterdag in Nederland, meer dan twintig jaar geleden. Ik was in Tunja, de hoofdstad van het departement Boyacá, bijna 3000 meter boven de zeespiegel. Een altijd winters klimaat, met lage temperaturen en waar de hele dag een koude wind waait die dwars door je hemd en jas heen snijdt.
In Boyacá liggen maar liefst 123 gemeentes, en ze hebben bijna allemaal verschillende landschappen en klimaatzones. Van het tropische Puerto Boyacá aan de Magdalena-rivier tot de hooggelegen stadjes en dorpjes in de zogenaamde páramo, de koude bergtoppen op meer dan vierduizend meter, in het oosten.
In Tunja en omgeving wonen hardwerkende boeren, met een door wind en zon hard en rood geworden gezicht. Gehuld in hun typische ruana (een wollen poncho) en met een zwarte hoed op, precies zoals ze in de toeristenfolders worden afgebeeld. De namen van de steden en dorpen in Boyacá hebben veelal een indiaanse oorsprong, want ze zijn ontleend aan de taal van de Muisca-indianen: Tamiriquí, Arcabuco, Monguí, Chiquinquirá, Chicamocha.
Boyacá is het land waar zwijgzame boeren dagelijks in de weer zijn met de azadón (schoffel) om aardappelen, maïs, uien en bonen te kweken, voor de rest van het land. Het is ook de broedplaats van wielertalent, al vanaf het begin van de jaren vijftig, toen het wielrennen opkwam. Namen als Fabio Parra, Patricio Jiménez, Mauricio Soler in het verleden en tegenwoordig vooral Nairo Quintana. En dat is geen toeval. Het harde werken, het afzien, de opoffering, dat allemaal moet ergens in de genen van de Boyacenses liggen opgeslagen.
Volgens de burgemeester van Tunja, Fernando Flórez, gaat Nairo Quintana, zoon van de streek, de komende Tour de France winnen. Hij is er trots op Nairo te kennen en legt uit dat de wielrenner zijn profcarrière is begonnen in de wielerploeg van Boyacá, zo’n zes jaar geleden. Nairo zelf is een bescheiden jongen die zijn geboortegrond dankbaar is. Daarom reageerde hij positief toen het huidige gemeentebestuur hem vroeg mee te werken aan een goodwill-campagne van de gemeente Tunja tegen de mishandeling van vrouwen en vóór een wat evenwichtigere taakverdeling van mannen en vrouwen.
De slagzin van de campagne is más hombres, menos machos, wat zoveel betekent als: méér mans en minder macho. De campagne is bedoeld om de mannen aan te sporen om zich minder macho te gedragen en ook wat meer tijd te investeren in het huishouden en het zorgen voor de kinderen. Daarom kom je nu overal in de stad affiches tegen met een lachende Nairo erop, in zijn roze trui (als kampioen van de Ronde van Italië) en met een klein kind in zijn armen.
Het is even wennen en het lijkt een beetje miscasting. Een boerenjongen in actie voor de vrouwenemancipatie en tegen het traditionele machismo. Of misschien vond hij het gewoon moeilijk om nee te zeggen tegen de burgemeester van ‘zijn’ stad.