Dat zong Alice Cooper ooit. Nu is die kinderdroom voor veel Colombiaanse kinderen een nachtmerrie geworden. Net als elders in de wereld heeft ook Colombia de meeste sectoren van de economie weer aan het draaien gekregen: bars, discotheken, winkels, restaurants zijn weer open, het openbaar vervoer functioneert weer op het oude niveau. Het leven is dus voor een belangrijk deel weer terug naar normaal gegaan, met de opmerkelijke uitzondering van een sector: het onderwijs. Op veel scholen en universiteiten verloopt de terugkeer naar de leslokalen extreem moeizaam.
Op het platteland was de situatie van de scholen, tijdens de hele periode van de pandemie, niet minder dan rampzalig. Veel scholen beschikten niet over de middelen om over te schakelen op virtueel onderwijs. Scholieren hadden geen fatsoenlijke of helemaal geen computer, veel ouders konden het internet niet betalen of er was simpelweg geen bereik. Scholieren die wel virtuele les kregen, haakten al snel af. Docenten begonnen de lessen met tien leerlingen en eindigde de lessen met twee, een of geen enkele geïnteresseerde. Veel scholieren ontvingen daardoor anderhalf jaar simpelweg geen onderwijs.
In Sincelejo, in het departement Sucre, sloegen de docenten afgelopen week groot alarm. Volgens hen staat op dit moment zeventig procent van de scholieren op het punt het schooljaar niet te halen. Dat kwam omdat de virtuele lessen geen goed alternatief waren, maar het was wel het enige dat voorhanden was. Dát of helemaal géén les. Geen wonder dus dat de docenten in Sincelejo zo snel mogelijk terug willen naar fysieke lessen. Maar dat gaat heel moeizaam.
Volgens de nationale regering is inmiddels zeventig procent van de scholen weer begonnen met ‘gewoon’ klassikaal onderwijs. Dat lijkt een redelijk hoog cijfer, maar het is misleidend. Want het gaat hier vooral om de zogenaamde alternancia: een afwisseling van virtuele en fysieke lessen. En veel van de scholen hebben dan meestal niet meer dan een of twee dagen per week klassikale les.
Ernstiger is dat van de in totaal tien miljoen scholieren in het land, ongeveer dertig procent, dus meer dan drie miljoen kinderen, nog steeds geen voet in hun vertrouwde klaslokaal heeft gezet. Wat is precies de reden? Zijn de leraren soms een gevaar voor de kinderen? Dat lijkt wel mee te vallen, want het grootste deel van de leraren is gevaccineerd.
Wie is er dan verantwoordelijk voor deze bedroevende situatie? Natuurlijk komen de nationale en lokale autoriteiten in beeld, de gebruikelijke verdachten. Die hebben niet voldoende geld beschikbaar gesteld om noodzakelijke aanpassingen aan de scholen te laten verrichten of hebben het geld dat er was, niet fatsoenlijk besteed. Ook de ouders van de kinderen speelden een kwalijke rol, want de invloedrijke ouderverenigingen hebben er alles aan gedaan om de terugkeer naar school te dwarsbomen, en dreigden met gerechtelijke processen als ze hun zin niet kregen.
Maar de meest funeste en kwalijke rol speelde de machtige lerarenvakbond FECODE, een extreemlinks bolwerk dat vooral leraren van openbare scholen vertegenwoordigt. In de discussie over wel of niet fysiek onderwijs, vonden (en vinden) de vertegenwoordigers van deze vakbond steeds wisselende argumenten om dat onderwijs nog maar een tijdje op te schorten: van het gevaar dat leraren zouden lopen om besmet te raken tot de volgens hen ontoereikende aanpassing van de schoolgebouwen aan de eisen van bioveiligheid.
Maar terwijl FECODE pleitte voor het dichthouden van de scholen omdat die niet voldeden aan de corona-eisen, riep ze tegelijkertijd haar leden op om mee te doen aan protestacties tegen de nationale regering. Tienduizenden FECODE-leden gingen de straat op, zonder covid-maatregelen in acht te nemen. Het gevaar van besmetting, dat nog een argument was om niet naar school te gaan, gold nu ineens niet meer. FECODE liet er dus geen enkele twijfel over bestaan dat voor haar de eigen politieke belangen zwaarder wogen dan het recht op onderwijs van de kinderen.
De trieste conclusie is dat nogal wat sectoren van de Colombiaanse maatschappij het recht op onderwijs in feite zien als iets wat optioneel is en wat je eigenlijk best kunt missen. Het wel of niet ontvangen van onderwijs was de afgelopen anderhalf jaar geen recht, maar een gunst die afhing van de goede wil van schoolbesturen, lokale onderwijsautoriteiten en ouderraden. Hoog tijd dus om te eisen dat onderwijs weer als een fundamenteel recht van alle kinderen wordt beschouwd en niet als een lichtknop die je aandoet, maar die net zo makkelijk weer kan worden uitgezet.