Misschien deed hij het, omdat het gewoon praktisch was. Misschien wilde hij graag laten zien dat hij als presidentskandidaat mijlenver afstaat van al die andere politici die het land al sinds de onafhankelijkheid naar z’n mallemoer helpen. Rodolfo Hernández gaf zijn overwinningsspeech niet vanaf een podium in een dure congreszaal in de hoofdstad Bogotá, maar in de keuken van z’n eigen woning. En opnieuw kreeg hij alle aandacht van de media en voor de zoveelste keer wist hij zich te onderscheiden van het ‘politieke gespuis’.
Terwijl de andere winnaar, de linkse kandidaat Gustavo Petro, zijn gehoor toesprak in het chique Hotel Tequendama, omringd door familie, artiesten en ondersteund door een reuzenscherm, stond Hernández in z’n doordeweekse kloffie in de keuken, met een fornuis op de achtergrond. Alsof het nieuws over zijn eervolle tweede plek hem zelf ook had verrast, net toen hij toevallig bezig was een middaghapje te bereiden. Op het fornuis een enkel pannetje. Voor de rest alleen maar stilte. Als je goed luisterde, dan kon je de koelkast horen snorren.
Afgelopen 29 mei heeft Colombia gekozen voor Gustavo Petro en Rodolfo Hernández, een populist van links en eentje van rechts, als de kandidaten die op 19 juni mogen uitmaken wie er president mag worden. De kandidaat die geïdentificeerd werd met de extreem impopulaire president Iván Duque en die de steun had van de traditionele politieke partijen, eindigde slechts als derde.
Wat de twee winnaars gemeen hebben, is dat hun campagne in het teken stond van cambio: verandering. Die roep om verandering is het resultaat van een opgehoopte woede, gericht tegen de traditionele politici die decennialang en op een steeds schaamtelozere wijze de schatkist hebben leeggeroofd. En daarom moet Colombia een andere koers gaan varen. Hoe dan ook. Met wie dan ook. Met of zonder principes. Met alle risico’s voor de rechtstaat en de democratie van dien.
Al die tijd maakte niemand zich druk over de programma’s van de kandidaten, of de cijfers wel kloppen, of de beloften ook maar in de verste verte realistisch zijn. Of wat de twee kandidaten in de rest van hun leven hebben uitgespookt: de kwaliteit van hun cv maakt ook al niet uit. De twee populistische kandidaten wisten de kiezer te verleiden met simpele waarheden en in te spelen op de meest basale emoties.
Rodolfo Hernández is leider van de in alle haast opgerichte ‘Liga van Anti-Corruptie Regenten’ en is ondernemer van beroep. Hij wil het land besturen zoals hij zijn eigen bedrijf al veertig jaar heeft geleid. Hij heeft niks op met de verlammende bureaucratie, de juridische normen, want dat zijn volgens hem alleen maar hindernissen voor succes. Zijn programma beperkt zich tot enkele slogans en een paar populaire maar absurde ideeën. Hij heeft aangekondigd dat hij zich, mocht hij worden gekozen, zal laten beëdigen in het armste dorpje van Colombia en niet, zoals elke vier jaar gebeurt, met alle bombast te midden van de politieke aristocratie in Bogotá.
Zijn campagne was volledig gebaseerd op de sociale netwerken, hij ging nauwelijks het land in, hij gaf geen toespraken. Hij werd beroemd door het plaatsen van vakkundig gemaakte TikTok-filmpjes waarin hij op komische wijze zijn waarheden verkondigde of in verhitte tirades de vloer aanveegde met praktijken die hij verafschuwt of als misstanden beschouwt. Een van zijn meest curieuze beloftes was dat in zijn regering “elke Colombiaan in staat zal zijn om de zee te zien”. Hij wil ook de dienstauto’s van alle hooggeplaatste functionarissen en politici per opbod verkopen en met de opbrengst daarvan de studie van “de arme kinderen van het land” bekostigen.
Hernández is als de ouderwetse huisvader die op de tafel slaat en zegt: en nu is het speelkwartiertje gvd afgelopen! Die wel eens eventjes zal optreden tegen al die idioten die er een zooitje van hebben gemaakt. Hoe hij dat gaat doen, is een volkomen raadsel. Of hij de rechtsstaat respecteert, is nog maar de vraag. Want een van zijn beloftes is ook om op de eerste dag van zijn mandaat, de staat van beleg af te kondigen, zodat hij per decreet wat ‘noodzakelijke’ hervormingen kan doorvoeren, dus buiten het hypercorrupte Congres om.
Gustavo Petro, de kandidaat van links, is de man die al twee jaar lang aan kop gaat in alle enquêtes en die nu voor de derde keer probeert president te worden. Hij heeft zijn radicale programma wat gematigd, al heeft hij nog steeds wat dubieuze economische voorstellen, zoals het onbeperkt opendraaien van de geldkraan, in een klap een einde maken aan alle mijnbouw (goed voor meer dan de helft van Colombia’s export), het afschaffen van alle vrijhandelsverdragen en de belofte dat alle werklozen bij de overheid kunnen komen werken.
Petro wil president worden, en het maakt hem geen donder uit hoe dat moet gebeuren. Scrupules kent hij niet. In zijn huidige campagne heeft hij plaats ingeruimd voor een aantal machtige, maar opportunistische en corrupte politici van de traditionele partijen, met het doel zijn overwinningskansen te vergroten. Hij schuwt ook de ‘moderne’ manier van stemmen winnen niet en gebruikt lastercampagnes op internet en in de sociale media om tegenstanders zwart te maken en te verzwakken.
Petro noemt zijn beweging ‘Colombia Humana’, maar hij doet zelf die naam weinig eer aan. Hij staat erom bekend geen enkele tegenspraak te dulden en hij wil alleen jaknikkers om zich heen. Hij heeft autocratische neigingen en voelt zich een Messias. Voor het hogere doel – eindelijk president worden – moet alles wijken.
Wat publieke functies betreft is Petro noch Hernández een onbeschreven blad. Petro was burgemeester van de hoofdstad Bogotá en hij deed het toen niet al te best. Hernández was burgemeester van de middelgrote stad Bucaramanga en ook hij maakte er een potje van. Maar dat maakt dus voor de kiezers kennelijk niks uit. Ezels stoten zich geen twee keer aan dezelfde steen, maar mensen (als ze in het stemhokje staan) dus wel.
Er staat op 19 juni veel op het spel in Colombia. Dat het land moeilijke tijden tegemoet gaat is wel zeker, wie van de twee kandidaten ook wint. Radicale aanhangers van Gustavo Petro hebben al aangekondigd dat als hun kandidaat de verkiezingen verliest, ze weer de straat op gaan om de noodzakelijke ‘veranderingen’ dan maar op een andere manier af te dwingen…