De Copa América ging tussen Chili en Argentinië. Colombia mocht al in de kwartfinale naar huis, na met strafschoppen van Argentinië te hebben verloren. De Colombiaanse ploeg speelde maar één redelijke wedstrijd, uitgerekend tegen Brazilië, in de eerste ronde. Die wedstrijd werd als revanche gezien voor de verloren kwartfinale tijdens het afgelopen WK, toen uitblinker James Rodríguez huilend het veld afstapte.
Ik keek nu naar de wedstrijd tussen Colombia en Brazilië in een kroeg vol met enthousiaste Colombiaanse voetballiefhebbers, allemaal uitgedost in het geel of blauw van de Colombiaanse selectie. Er werd aangemoedigd, luid geschreeuwd, uiteindelijk ook gejuicht en vooral ook veel bier gedronken. Van het merk Aguila, de sponsor van het Colombiaanse elftal. Het meisje dat voor nieuwe aanvoer moest zorgen, kon het tempo van de drinkers nauwelijks bijbenen.
De ontlading was groot na de 1-0 zege. Ik liep de straat op en kwam terecht tussen feestende en joelende supporters. Toen een paar jonge supporters mij zagen, kwamen ze meteen op me afgelopen en begonnen met z’n allen “Pékerman, Pékerman” te roepen. José Néstor Pékerman, Argentijn, is al sinds een aantal jaar de trainer van het Colombiaanse elftal en sinds het succesvolle WK in 2014 mateloos populair in Colombia. De reden dat de dansende en hossende meute op straat mij voor Pékerman hield waren mijn even grijze haardos en mijn duidelijk ‘buitenlandse’ gezicht.
Het nieuws verspreidde als een vuurtje. Even later moest ik bij verschillende jongens en vooral meisjes op de foto, namen ze selfies met mij daarop en kon ik geen kant meer op. Ik was het middelpunt geworden van het volksfeest. Ze hadden hun imitatie-Pékerman in de armen gesloten en die avond werd ik urenlang als een soort mascotte door de hossende menigte gekoesterd, vooral door het vrouwelijke gedeelte daarvan. Dit was eerlijk gezegd een bijzondere ervaring, al moet ik zeggen dat ik me wel even oud voelde, want Pékerman is ergens in de zestig (zó oud ben ik niet eens), en ik had het misschien prettiger gevonden als ze me hadden verward met een of andere jonge god van de huidige spelersgeneratie, laten we zeggen een James of een Arias of een Ospina, maar ja… die tijden zijn definitief voorbij.
Het was niet de eerste keer dat mensen mij met Pékerman aanspraken. De portier van mijn flatgebouw noemde me ook altijd zo tijdens de afgelopen WK. Dat was altijd een aanleiding geweest om even te keuvelen over voetbal en grappen te maken. Uiteraard maakte ik hem wel duidelijk dat Pékerman de oudere variant was en dat ik zelf heel wat jaren jonger was dan hij en ook maakte ik hem wijs dat ik weliswaar geen bondscoach was, maar wel degelijk verstand had van voetbal.
Een paar dagen terug liep ik te joggen op de Cerro Nutibara. Het was een drukke dag daar, met veel toeristen, en toen ik de heuvel afkwam, hoorde ik – vanuit een auto – een paar keer “Pékerman”’ roepen. Ik kan me vergissen, maar deze keer klonk het helemaal niet zo prettig. Het werd een beetje spottend geroepen, lacherig, en voor het eerst realiseerde ik me dat er ook nadelen zaten aan mijn tijdelijke ‘roem’.
Ik weet niet of het te maken had met het feit dat Colombia al zo snel uit de Copa América was geknikkerd en dat er daarom ook alweer flinke kritiek op het grijze hoofd van de Argentijnse bondscoach was terecht gekomen. In ieder geval realiseerde ik me dat roem vergankelijk is en dat ‘beroemd’ zijn wat minder prettig is als de resultaten tegen zitten.