Van 5 tot 11 april vindt in Medellín het zevende World Urban Forum (WUF) plaats, een congres dat wordt georganiseerd door de Verenigde Naties. Staatshoofden, ministers en burgemeesters uit de hele wereld zijn uitgenodigd om te praten over urbanisme. Het centrale onderwerp is hoe stedelijke ontwikkeling kan bijdragen aan een grotere gelijkheid. Geen onbelangrijk thema, want volgens de VN zal binnen enkele jaren al 70 procent van de wereldbevolking in steden leven. De grote ster van het congres is econoom en Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz.
Het is niet de eerste keer dat Medellín gastheer is van een groot internationaal evenement als dit. In 2009 vond hier de vijftigste Algemene Vergadering van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelings Bank (BID) plaats, een belangrijke internationale financiële instelling. Een jaar later, in maart 2010, waren er de Negende Zuid-Amerikaanse Jeugd Spelen, een internationale ontmoeting tussen vijftien Amerikaanse landen in 42 verschillende sporten.
Die evenementen waren allemaal succesvol verlopen. En ook deze keer heeft de gemeente Medellín kosten noch moeite gespaard om er weer een onvergetelijk gebeuren van te maken. Alle hotels in de stad zijn al dagenlang volledig volgeboekt en de gasten worden nu zelfs opgevangen in privé-appartementen. Ook heeft de gemeente leraren Engels ingeschakeld om onder andere taxichauffeurs, winkeliers en ambulante verkopers een paar elementaire Engelse zinnen te leren. Van het type: ‘Waar is het metrostation’ en ‘Hoe duur is de taxirit?’
Nog niet zo lang geleden won Medellín ook al de titel ‘de meest innovatieve stad van de wereld’. Uit alles blijkt dat de gemeente flink aan de weg timmert en graag een positieve naam krijgt bij de internationale reiziger en investeerder. De achterliggende drijfveer is ongetwijfeld dat Medellín heel graag af wil van het traditionele negatieve imago, dat van de stad van de maffia, het geweld en de drugs. En natuurlijk is het stimuleren van internationale handel en toerisme ook goed voor de lokale economie en brengen al die buitenlandse gasten ook geld in het laatje.
Die bezorgdheid over het imago van de stad leidt ook wel eens tot excessen. De noodzaak om steeds maar te moeten zeggen dat alles nu veel beter is dan vroeger en dat alle bezoekers eigenlijk niet meer terug willen naar hun eigen land, lijkt soms een plaatselijke obsessie te zijn. Kritische geluiden krijgen dan nauwelijks aandacht of negatieve kanten van de stad worden bewust verborgen gehouden.
Een van de huidige problemen van Medellín is bijvoorbeeld het grote aantal straatzwervers (indigentes), die in de parken en onder de bruggen van de stad leven. Nu hoorde ik dat de gemeente er alles aan heeft gedaan om die aan het oog van de bezoekers aan het WUF te onttrekken. Er gaan geruchten dat ze in vrachtwagens tijdelijk naar buurtgemeenten zijn vervoerd. Ook zou het bisdom van Medellín het verzoek hebben gekregen om ze tijdens de zeven dagen dat het congres duurt ergens tijdelijk op te vangen.
De hypocrisie van het voorstel was te stuitend voor woorden en werd door de kerkleiders –zo hoorde ik van een priester– radicaal afgewezen.