Een van de termen die helemaal zijn ingeburgerd in het Spaans dat in Colombia wordt gesproken, is ‘Macondiaans’. Het verwijst naar het fictieve Macondo, bekend uit Honderd Jaar Eenzaamheid van de schrijver Gabriel García Márquez, een dorp dat symbool staat voor de recente geschiedenis van Colombia. Het woord wordt vaak gebruikt voor gebeurtenissen die als typisch worden beschouwd voor de Colombiaanse realiteit, maar zo absurd zijn dat ze maar moeilijk te geloven zijn. Het gaat dan om zaken die in andere culturen en plaatsen niet voorkomen en meestal de wetten van de logica of ‘normaliteit’ tarten.
Dit is er zo eentje. Onder het voorwendsel het lichaam te bergen van een verongelukte mijnwerker gingen types zonder scrupules in het noordelijke departement Bolívar met bulldozers aan de slag om een berg af te graven waar goud in de grond zat. Hiermee veroorzaakten ze een enorme krater en een onvoorstelbare schade aan het milieu. Ze voerden echter aan dat ze dat gat hadden gegraven om de resten te vinden van een mijnwerker die twee jaar geleden was bedolven onder tonnen zand, nadat een illegaal gegraven mijngang was ingestort. De reguliere hulpdiensten gaven de pogingen de man te vinden al snel op, omdat het werk te veel risico’s met zich mee bracht.
De familieleden van de mijnwerker wilden de man toch een christelijke begrafenis geven en zochten daarom wanhopig naar andere mogelijkheden. Een paar mijn-exploitanten die in een naburig dorp al anderhalf jaar met bulldozers aan het graven waren geweest in een illegale mijn, liet weten wel interesse te hebben. Maar ze wilden het alleen doen onder de voorwaarde dat de plaatselijke autoriteiten toestemming zouden geven voor de zoektocht. Dat begrepen de familieleden van de overleden mijnwerker en die wisten het gemeentebestuur van het dorp te overreden de ‘reddingswerkers’ speciale toestemming te geven om aan het graven te gaan.
De licentie van de gemeente was geldig voor een maand, maar omdat de ‘zoektocht’ steeds maar vruchteloos bleef, kregen de mannen het voor elkaar die vergunning steeds te verlengen. Ondertussen richten de reddingswerkers hun aandacht op het exploiteren van de mijn en terwijl de nabestaanden de laatste hoop verloren, werden de reddingswerkers steenrijk van het goud dat ze exploiteerden. En dat ook nog mét toestemming van de gemeente, dus de mijn was nog legaal ook!
Het resultaat is rampzalig. De nabestaanden van de verongelukte mijnwerker zullen nooit hun rouw kunnen afsluiten, omdat het lijk nooit opduikt. De bulldozers van de filantroop-gouddelvers hebben de omgeving van de mijn veranderd in een maanlandschap. Het gebied zal veel tijd nodig hebben om te herstellen. Als dat al gebeurt, want het kwik dat wordt gebruikt, zorgt ervoor dat het water in de omgeving lange tijd ondrinkbaar zal zijn.
Dat is Macondiaans. Zien om te geloven.