Column Colombia

Ingrid Betancourt is nog altijd even koppig

11 november 2018

Auteur: Nico Verbeek

Ingrid Betancourt was vorige week bij de JEP (Jurisdicción Especial para la Paz), de rechtbank die is opgericht om de misdaden te berechten die in de loop van de laatste vijftig jaar zijn begaan, in de oorlog tussen staat, de linkse guerrilla en de paraco’s (rechtse paramilitairen) in Colombia. Een helse taak natuurlijk en niet iedereen is even optimistisch over de uitkomst.

Deze justicia transicional is een direct uitvloeisel van het vredesakkoord tussen regering en guerrillabeweging Farc, dat werd bereikt na vijf jaar van moeizaam onderhandelen, een volksraadpleging die ‘nee’ zei en nog zo wat haken & ogen. Volgens de bedenkers zullen de slachtoffers centraal staan in de justicia transicional. Om een goed voorbeeld te geven en de geloofwaardigheid van deze bekritiseerde rechtbank wat leven in te blazen, kwamen onlangs de slachtoffers van ontvoering als een van de eersten aan de buurt. Ook Ingrid Betancourt was daarbij. Ze vertelde haar verhaal, via een videoconferentie vanuit Parijs, waar ze tegenwoordig woont.

Ik was benieuwd naar haar verhaal – wat wilde Betancourt tien jaar na haar bevrijding en na talloze interviews, een autobiografisch boek, plannen voor een Hollywood-film, media-polemiek en zo wat nog dingen eigenlijk nog kwijt?

Ze begint met een verwijt, hoe kan het anders. “Nooit eerder had de Colombiaanse justitie het nodig gevonden om naar ons (de gijzelaars) te luisteren. Het algemene idee leefde dat alles nou wel gezegd was, terwijl niet eens naar het verhaal van de slachtoffers is geluisterd. Daarom is in het collectieve onbewuste een erg vooringenomen en incomplete visie van de feiten gevormd.”

Zoals in de getuigenissen van de andere gijzelaars gaat het ook bij Betancourt over de wrede behandeling door de cipiers van de guerrilla, de bewuste vernedering en kwaadaardigheid die haar en anderen ten deel viel en dat maakte ze duidelijk aan de hand van enkele veelzeggende voorbeelden. Ze komt met haar pannetje bij de guerrillero die het eten uitdeelt en in plaats van haar een portie te geven, gooit hij het opzettelijk op de grond en zegt: jammer, het eten is op. Of dat de guerrillero die het eten serveert, maar eerst even in het eten spuugt. Of dat het haar verboden werd om de was te drogen zodat ze altijd met natte kleren moest lopen. Of de gewoonte de gijzelaars altijd met scheldnamen aan te spreken. Of ze sneller te laten lopen door de jungle door ze wijs te maken dat ze op weg waren ‘naar de vrijheid’.

In haar relaas vraagt Betancourt ook speciale aandacht voor misdrijven die direct te maken hebben met het feit dat ze een vrouw is (‘gendergerelateerd geweld’) en volgens haar was dat het resultaat van een bewust beleid. Geheel terecht merkt ze op dat de Farc een ‘machistische en vrouwenhatende’ organisatie was. De commandanten stimuleerden en beloonden guerrillero’s die zich smerig en vulgair gedroegen ten opzichte van de vrouwelijke gijzelaars.

Allerlei andere criminele details kwamen aan bod, zoals het feit dat de gijzelaars aan kettingen werden gelegd, vaak twee aan twee, met alle pijnlijk en ongemakkelijke situaties die dat opleverde. Of wanneer gijzelaars ziek waren en smeekten om een medicijn (dat de guerrilla op voorraad had) en dat de commandanten opzettelijk weigerden die te verstrekken. En meer van dergelijke gruwelijkheden.

Het bijzondere van het verhaal van Ingrid Betancourt komt aan het einde. Ze was de enige van de gijzelaars die niet alleen wilde spreken over de gebeurtenissen tijdens de ontvoering, maar ook wat er aan vooraf ging en wat er daarna gebeurde. Volgens haar was ze slachtoffer voor, tijdens en na de ontvoering. Hoe dat zo?

Hier komt de koppige Betancourt met haar stokpaardje op de proppen dat ze, ook nu, zestien jaar na dato nog steeds niet vergeten is en dat kennelijk alle ingrijpende gebeurtenissen die tijdens de ontvoering zelf plaatsvonden, niet hebben kunnen uitwissen.

Het gaat over de omstandigheden die leidden tot haar ontvoering, in februari 2002, waarvoor ze nog steeds de Colombiaanse staat ter verantwoording wil roepen. En daarom zegt ze nu: “Ik heb aan de JEP verzocht een onderzoek in te stellen naar de gebreken in mijn veiligheidsschema op de dag van mijn ontvoering. Twee maatregelen zijn in complete tegenspraak met de officiële versie die de regering heeft gegeven: ze hebben mijn lijfwachten van mij weggehaald en ze hebben een militaire controlepost bewust opengelaten. De waarheid over de personen die deze beslissingen hebben genomen en waarom ze dat deden, moet boven water komen, opdat dergelijke zaken in de toekomst niet meer zullen voorkomen.”

Hoe koppig kun je zijn? En ook: alsof de JEP niet genoeg andere zaken te doen heeft dan zich in deze persoonlijke obsessie van Betancourt te verdiepen.

En bovendien, er zijn voldoende bewijzen die duidelijk aantonen dat Betancourt geen gelijk heeft, zoals ik mijn boek Ingrid Betancourt. De vrouw die president wilde worden uit 2012 (La mujer que quiso ser presidente) onderzocht. De lijfwachten van Betancourt, die echt van plan waren om haar overal te begeleiden, zagen daarvan af toen bleek dat Betancourt, in haar voornemen om zich in gevaarlijk Farc-gebied te begeven, alle elementaire vormen van voorzichtigheid en common sense aan haar laarzen lapte.

Ook zijn er overtuigende bewijzen dat bij de laatste controlepost van het leger, voordat Betancourt in guerrilla-gebied terecht zou komen, tot in den treure is gewaarschuwd voor de gevaren die dreigden, als ze haar tocht zou voortzetten. Waarschuwingen die de wind meenam en die Betancourt niet wilde horen. Koppig als ze was om naar San Vicente del Caguán, destijds de hoofdzetel van de Farc, te reizen om daar een politiek statement te maken.

Als er een ding duidelijk is geworden na haar getuigenis bij de JEP, dan is het in ieder geval dat Ingrid Betancourt, zoveel jaar (en zoveel lijden) later, nog niets van haar koppigheid heeft verloren.

Gerelateerde berichten

Moeders van de Candelaria: 25 jaar op zoek naar de waarheid

Moeders van de Candelaria: 25 jaar op zoek naar de waarheid

Op 16 maart vierde Madres de La Candelaria haar 25-jarig bestaan met een bijeenkomst in Museo Casa de Memoria in Medellín. De viering heette ‘Altijd woensdag om twaalf uur’, als eerbetoon aan hun wekelijkse protest in het atrium van de Nuestra Señora de la Candelaria-kerk in Medellín. Aanwezig waren leden van de organisatie en flink wat van de mensen die hen gedurende deze tijd hebben gesteund.

Lees meer
De jungle in de Colombiaanse literatuur

De jungle in de Colombiaanse literatuur

Het is dit jaar precies honderd jaar geleden dat José Eustasio Rivera (1888 – 1928) La vorágine publiceerde, een roman waarin de Colombiaanse jungle de hoofdrol speelt en die tegenwoordig tot de canon van de Colombiaanse literatuur behoort. En dus ook verplichte lectuur op de middelbare scholen in Colombia en dat heeft het imago van de roman niet veel goed gedaan. La vorágine (vrij vertaald: De maalstroom) staat voor moeilijk, weinig toegankelijk proza, in ieder geval lectuur die een scholier niet voor z’n plezier leest.

Lees meer
Griselda Blanco, de Zwarte Weduwe

Griselda Blanco, de Zwarte Weduwe

Griselda Blanco (1943-2012) was een van de meest gewelddadige drugshandelaren in de Colombiaanse maffiageschiedenis. Ze had de naam een gewetenloze moordenaar te zijn en verschillende vendetta’s te hebben veroorzaakt, zowel in Colombia als in het Miami rond 1980, de jaren van Miami Vice. Ze werd omschreven als zeer bezitterig en extreem jaloers, op het randje van het abnormale. Ook zou ze honderden doden op haar geweten hebben, onder wie haar drie echtgenoten, vandaar haar bijnaam Zwarte Weduwe.

Lees meer

Blijf op de hoogte

Adverteren op onze website?

Dat kan! Tegen een scherp tarief plaatsen wij uw advertentie.

Ontvang onze nieuwsbrief

Schrijf u in en ontvang onze digitale nieuwsbrief met een overzicht van onze nieuwe artikelen.

Volg ons op social media

Wees als eerste op de hoogte van nieuwe artikelen en deel artikelen met uw netwerk.

Share This