We zijn op weg naar La Cueva, de finca van mijn overleden zwager. Sinds hij dat zelf niet meer kan doen, gaan wij een of twee keer per maand langs om te kijken of alles oké is, om de opzichter te betalen en inderdaad, ook om te genieten van het buitenleven. Een paar dagen kunnen doorbrengen in de frisse lucht, met op de achtergrond het gefluit van de loros, de barranqueros en guacharacas, dat alles is de moeizame rit door een paar achterwijken en over de hobbelige zandweg, meer dan waard.
We zijn net de stad uit en beginnen aan het laatste stuk, een half uur over het karrespoor. De taxichauffeur manoeuvreert zijn ‘gewone’ auto (geen 4WD, geen pick-up) behendig tussen de losliggende stenen door, laat de wielen zakken in de diepe kuilen en ontwijkt de zandverschuivingen die soms de helft van de weg bedekken.
We zijn iets over de helft van de rit als hij wat langzamer gaat rijden – nóg langzamer beter gezegd. Aan de rand van de weg staat een aantal mensen bij elkaar, een kleine samenscholing. We weten niet water er aan de hand is, maar het is natuurlijk geen goed teken. We hopen maar dat het niks ernstigs is, we kennen de verhalen over de wegversperringen, neergezet door criminelen. Weggebruikers rijden in de fuik en moeten alles afgeven wat ze bij zich hebben.
Maar nee, dat is niet het geval, zegt de chauffeur, het zijn gewoon een paar buren die met een convite bezig zijn. Dat betekent dat ze de handen ineen slaan om een karweitje op te knappen voor een gemeenschappelijk doel, bijvoorbeeld het verbeteren van de weg. Dan spreken ze af om op een bepaalde dag bij elkaar te komen, en gaan dan, bewapend met een schop, de kuilen in de weg dichtgooien. Dat is een geruststellende gedachte en een kwartiertje later bereiken we de finca, zonder verder oponthoud.
De volgende dag, op de finca, komt de opzichter een praatje maken en we vragen hoe de zaken gaan en of er nog nieuws is. Is alles rustig geweest de laatste tijd? Dat is een versluierde uitdrukking, maar de opzichter pikt het meteen op en weet precies wat we bedoelen. Hij denkt even na en zegt dan dat alles rustig was. Ah… behalve de buurman van Kilometer zeven, je weet wel, vlak na de bocht vanaf Santo Domingo, die was deze week z’n koeien kwijt. En gisteren wist hij eindelijk wat er was gebeurd.
En toen volgde het verhaal. De buurman was geen rijke vent, hij had een klein boerderijtje en op z’n weiland, hooguit anderhalve hectare, had hij twee koeien lopen. En die was hij al vanaf het begin van de week kwijt. Dat was een behoorlijke aderlating, want hij had ze als kalveren gekocht om ze vet te mesten en dan te kunnen verkopen. Want de prijs van het vlees is de laatste maanden – eigenlijk al vanaf het einde van de pandemie – enorm gestegen en een biefstuk kost ondertussen ongeveer het dubbele.
Hij wist zijn koeien niet te vinden. Tot hij uiteindelijk van een andere buurman hoorde dat hij waarschijnlijk de resten van diens vee had aangetroffen. Ergens aan de oever van een klein beekje had hij namelijk twee koeienkoppen en een aantal hoeven aangetroffen. Dat was het enige dat de veedieven hadden achtergelaten.
Ik vond het een vervelend idee, vooral de manier waarop de veedieven te werk waren gegaan. Een (grote) veewagen hadden ze in ieder geval niet, zo rijk waren ze niet. Ze hadden de dieren uit het weiland geroofd, er een tijdje mee over de weg gelopen en ze op een stille plek afgemaakt. Alles werd in stukken gehakt en zo meegenomen. Misschien in zakken op hun rug, misschien met een motorfiets, misschien in een kleine pick-up?
De misdaad van abigeato (veediefstal) heeft een lange traditie in de omgeving. Mijn vrouw vertelt dat op de finca van haar familie, de ‘grote Cueva’, een kilometer van onze finca vandaan, abigeato altijd een groot probleem was. Regelmatig kwam het voor dat koeien of jongvee uit de wei werden gestolen en trof je later op een afgelegen plek de resten van de arme beesten aan. Alleen koeienkoppen en hoeven…
Dat weten we nu ook weer. Niet alleen grootschalige tuinbouw is geen optie voor de toekomst – daarmee zou je last kunnen krijgen van afpersers uit El Pinar – maar ook het houden van koeien kunnen we beter uit ons hoofd zetten.