Die middag is er geschreeuw te horen in de buurt van de finca. Bevelen die worden gegeven, iemand die iets onverstaanbaars terug schreeuwt. De honden beginnen te blaffen. Ik steek de machete achter m’n broekriem en loop het bos in. Al snel ben ik bij de grens van de finca met die van de buren. Het prikkeldraad ligt op de grond, de palen zijn verrot. Verderop zie ik drie mannen met oranje gekleurde hesjes staan bij een geel statief met daarop een apparaat dat op een camera lijkt.
Ik begrijp het meteen: het zijn landmeters, opgetrommeld door de buurman om zijn grond in kaart te brengen. Ik groet ze vriendelijk en vraag ze wat de buurman van plan is. Gaat hij z’n grond verkopen? Ze zeggen dat ze het niet weten en dat ze alleen maar doen wat ze is opgedragen: de finca van ‘don Gustavo’ opmeten.
En dat is misschien niet zo’n goed teken. Gustavo heeft plannen met zijn grond, misschien gaat hij zijn finca verkavelen en die kavels dan voor een hoge prijs verkopen. Misschien gaat hij er huisjes op zetten om die te verhuren aan vakantiegangers of mensen die een weekendje weg willen uit de stad. Vooral van die laatste optie word ik niet blij.
Ik denk aan het verhaal van vriend J. dat hij me nog niet zo lang geleden vertelde. Hij en zijn vrouw hadden een kleine finca gekocht in een dorpje in de buurt van Venecia, vlak bij de mooie Cerro Tusa, een afgelegen gebied, waar je geen last hebt van het lawaai van de stad, van de luchtvervuiling, van het drukke verkeer, kortom, precies zoals je je voorstelt in een ideale wereld.
Vriend J. was gepensioneerd, had geen verplichtingen meer in de stad en kon dus permanent in zijn paradijs gaan wonen. Samen met z’n vrouw, die hij wist te overtuigen van de zegeningen van een huisje op het platteland. De oude woning werd opgeknapt, ze zetten er een haard in, het dak werd vernieuwd, maar voor de rest bleef alles hetzelfde. In 2018 begon hun nieuwe leven.
Niet ver van hun finca stond een groot landhuis. Met een flinke poort naar de oprit, aan het einde een luxe villa met paardenstallen en een zwembad. Volgens informatie van andere buren was het landhuis nog maar kort geleden gekocht door een rijke familie uit het dorp. Het was niet geheel duidelijk wie er kwam wonen of wat de precieze bestemming was, misschien was het alleen een investeringsobject.
Toen kwam de pandemie. Vriend J. en zijn vrouw prezen zich gelukkig de beslissing op het juiste moment te hebben genomen en waren gelukkig in hun landelijke paradijs. Alles was precies zoals ze hadden gehoopt, gedroomd. Een terugkeer naar het leven zoals het ooit bedoeld was.
Dat duurde tot precies het einde van de pandemie. Alles keerde terug naar ‘de normaliteit’ en aan de rust kwam een einde. In het landhuis, dat een paar jaar leeg had gestaan, bruiste het ineens van de activiteiten. De mooie villa was veranderd in een feest-finca. Van vrijdag tot maandag, in de vakanties, en soms zelfs door de week, kwamen de gasten. Meestal types in luxe pick-up trucks, met getinte ruiten.
Er werden geweldige feesten gegeven die vaak ’s middags al begonnen en doorgingen tot in de vroege ochtend van de dag erop. Er werden een paar geweldige speakers buiten in de tuin neergezet, waaruit urenlang de muziek dreunde. Het gevolg was dat er in de finca van vriend J. niet werd geslapen, in ieder geval niet ’s nachts. De volgende dag was er even rust. Dan was het wachten op de eerste klanken, het gekraak van de boxen en dat wisten ze: het volgende etmaal zouden ze alleen maar herrie horen.
Vriend J. praatte met de beheerder van de finca en die beloofde met de huurders te overleggen. Er gebeurde niks. Dat wil zeggen, de herrie ging gewoon op de oude voet door. Uit wanhoop ging hij op een avond naar de feestgangers toe en vroeg ze of ze het volumen alsjeblieft wat wilden terugdraaien.
“Ik heb betaald voor dit huis, dus ik doe hier wat ik wil en zolang ik dat wil”, was het antwoord. Vriend J. diende een aanklacht in bij de plaatselijke politie en die beloofde actie te ondernemen. Maar de feesten gingen door, net als de herrie. Hij diende een aanklacht in bij het plaatselijke kantoor van het OM. Ze zeiden dat het in behandeling zou worden genomen, maar dat het even kon duren, omdat de zaak geen prioriteit had.
Op een dag begonnen de dreigementen, met berichtjes in de brievenbus, en een boodschap geschilderd op de muur: Klootzakken, hou op met dat gezeik, anders merk je wel wat er gebeurt. De commandant van de politie van Venecia gaf vriend J. een gratis advies. De eigenaren van de finca hadden veel macht en waren volgens hem niet het soort mensen dat met zich liet sollen. “Ik kan jullie meer één advies geven… het beste is om te vertrekken…”
En dus wonen J. en zijn vrouw weer in Medellín, de finca staat leeg, maar verkopen doen ze voorlopig nog niet. Ze wachten op betere tijden, misschien brengt een nieuwe epidemie uitkomst…