Na vier jaar van onderhandelingen tussen de regering van president Santos en de guerrilla van de Farc is er, eindelijk, een vredeakkoord bereikt. Reden voor een feestje, zou je zeggen, maar dat viel wat tegen. Waar de reacties in het buitenland enthousiast zijn, houdt het in Colombia zelf niet over. Geen feestende mensen in de straten van Bogotá of Medellín, geen opluchting dat ‘de oorlog voorgoed voorbij is…’ Er was berusting, er was gelaten acceptatie, maar er was ook woede en verzet.
De president had zijn onderdanen beloofd om het akkoord voor te leggen in een referendum en dat gaat op 2 oktober aanstaande gebeuren. De bevolking kan SI of NO antwoorden op de vraag of ze het akkoord steunen. Het is nog lang niet zeker dat de ja-stemmers zullen winnen en het meest waarschijnlijk is dat het een spannende strijd zal worden, een beetje vergelijkbaar met de Brexit-campagne, al laten de peilingen tegenstrijdige uitkomsten zien.
De grote vraag die veel mensen in het buitenland zich logischerwijs zullen stellen is waarom zoveel Colombianen zich verzetten tegen een vredesakkoord. Welke burger, in het bezit van zijn volle verstand, verzet zich tegen het bereiken van de vrede?
Het antwoord laat zich moeilijk samenvatten in twee of drie zinnen, maar het heeft te maken met alles wat is gebeurd in de recente geschiedenis: de talloze slachtoffers van de oorlog, al die vorige mislukte vredespogingen, de politieke polarisatie in het land, en natuurlijk, ook met de enorme afkeer van de Farc die onder de bevolking leeft.
In tegenstelling tot andere vredesakkoorden is er in het geval van Colombia geen vrede gesloten met een belangrijk segment van de bevolking of een onderdrukte minderheid of zoiets. Het eerste grote misverstand is te denken dat de Farc een deel van de bevolking van Colombia vertegenwoordigt en daarom heeft elk vredesproces met die groep een groot probleem van legitimiteit. Waarom moet een land van 45 miljoen inwoners de toekomst van het land bespreken met een guerrillagroepering, die volgens de meest recente schatting is gereduceerd tot een groepje van niet meer dan 8.000 gewapende strijders? De Farc heeft weliswaar haar oorsprong in de burgeroorlog van de jaren vijftig en de onrechtvaardige verhoudingen op het platteland, maar sinds ze volop met de drugseconomie meedoet, is de Farc gewoon een van de vele ‘onregelmatige groepen in de marge van de legaliteit’ geworden die alleen met terrorisme de aandacht weet te krijgen.
En een terroristische of criminele groep is moeilijk te bestrijden in een groot en democratisch beperkt land als Colombia. Het land is 30 keer zo groot als Nederland en je kunt je in de oneindige bergen en oerwouden makkelijk schuil houden. Het is ook niet moeilijk om (jonge) strijders te rekruteren, want voor drie maaltijden per dag zijn veel arme boeren op het platteland bereid tot ‘wat dan ook’…
Om hun doelstellingen te bereiken (het grijpen van de staatsmacht) heeft de Farc ook nooit in haar geschiedenis ethische grenzen in acht genomen en zich bijvoorbeeld nooit iets gelegen laten liggen aan internationale humanitaire akkoorden of regels van een ‘humane’ oorlogsvoering. De miljoenen gezaaide landmijnen zijn hier het beste voorbeeld van. Dit vormt geen goede basis om vertrouwen te winnen bij het gros van de bevolking, dat dus al meer dan vijftig jaar, in meer of mindere mate, heeft geleden onder de gevolgen van de acties van de guerrilla.
Wat het akkoord zelf betreft, leeft er bij veel Colombianen het gevoel dat de president, in de haast om het akkoord te sluiten, te veel concessies heeft gedaan. De guerrillero’s komen er zonder daadwerkelijke gevangenisstraffen van af en dat vinden veel mensen niet kunnen. Het staat niet in verhouding tot de misdaden die ze hebben gepleegd. In het akkoord is voorzien in de oprichting van een speciale rechtbank die niet alleen de guerrillero’s maar ook andere deelnemers aan de oorlog zal berechten. Daders die hun misdaden opbiechten en reparatie beloven, komen er met alternatieve taakstraffen vanaf, van hooguit acht jaar, al betreffen het zware misdaden als stelselmatige ontvoering, moord, verkrachting en dergelijke.
Een andere punt dat erg gevoelig ligt, is dat de guerrillero’s mee mogen doen in de nationale politiek en zelfs tien zetels in het nationale parlement cadeau krijgen, vijf voor de Senaat en vijf voor het Huis van Afgevaardigden. Dat vinden veel mensen onaanvaardbaar, want het zou betekenen dat misdaad en terrorisme lonen. Persoonlijk vind ik dit een van de makkelijk te accepteren onderdelen van het akkoord, want de guerrillero’s komen tenslotte terecht in een van de meest bekritiseerde en corrupte instellingen van de Colombiaanse democratie en veel (meer) kwaad kunnen ze daar niet aanrichten.
De campagnes voor het referendum zijn al in volle gang en het gaat, zoals te verwachten was, hard tegen hard. De ja-stemmers kunnen rekenen op de steun van het hele regeringsapparaat en de meeste politieke partijen, die niet moe worden te benadrukken dat de tegenstanders van het akkoord ‘voorstanders zijn van de oorlog’ en ‘de vrede voor Colombia niet willen’, terwijl de nee-stemmers kunnen meevaren op de populariteit van oud-president Uribe, die alles uit de kast zal halen om het akkoord te torpederen. Ik zal in de komende weken wekelijks verslag doen van de campagne en hoop een beetje duidelijk te maken wat de Colombianen beweegt en waarom dit vredesakkoord tot zoveel emotionele reacties leidt.
Lees ook de volgende column: Dat akkoord – waar gaat dat eigenlijk over?