Sergio Fajardo leerde ik persoonlijk kennen toen hij burgemeester was van Medellín en ik op het Centro Colombo Americano werkte. Soms voerde dit cultureel instituut samen met de gemeente projecten uit en dan kwam Fajardo wel eens langs. Hij zag er niet uit als een ‘echte’ burgemeester, droeg geen driedelig pak en wilde niet worden aangesproken met ‘doctor’. Fajardo liep gewoon in jeans en was wars van dikdoenerij en praatjes.
In 2004 wist hij de traditionele politiek te verslaan en als onafhankelijke kandidaat tot burgemeester gekozen te worden, aan het hoofd van een burgerbeweging die een einde wilde maken aan het traditionele cliëntelisme. Het doel was niet de macht te veroveren om de macht zelf, maar om de stad een ander aanzien te geven. Daarin slaagde hij ruimschoots en hetzelfde wist hij voor elkaar te krijgen als gouverneur van het departement van Antioquia, een aantal jaren later.
Nu is hij kandidaat voor de presidentsverkiezingen van 2022, maar de kans dat hij president wordt is erg klein. Het ziet er naar uit dat de regering van de huidige president Ivan Duque daar een stokje voor zal steken. Fajardo heeft in de loop der jaren veel vijanden gemaakt door zijn strijd tegen de corruptie. En veel van die vijanden bezetten tegenwoordig belangrijke posities in de regering van president Ivan Duque en die zinnen op wraak.
Fiscal General Francisco Barbosa (hoofd van het OM) opende onlangs een rechtszaak tegen Fajardo, gebaseerd op een ‘misdaad’ die Fajardo zou hebben gepleegd toen hij gouverneur van Antioquia was, bijna tien jaar geleden. Hij had toen een lening afgesloten voor de financiering van overheidsprojecten, maar had dat in dollars gedaan, allemaal volgens de normen en de wet. Hij had echter de pech dat de dollar-koers daarna ineens omhoog ging en daardoor ook de kosten van de lening en dit feit – eigenlijk z’n onvermogen om de toekomst te kunnen voorspellen – wil Barbosa hem nu in rekening brengen.
Colombia heeft nooit veel geluk gehad met haar machthebbers, maar de regering Duque is de slechtste sinds precies veertig jaar, toen Julio César Turbay (1978-1982) aan de macht was. Die vroeg-oude seniele man, door wiens toedoen Gabriel García Márquez in ballingschap moest om z’n leven te redden, leidde een extreem corrupte regering die van de broze Colombiaanse democratie een politiestaat wist te maken.
Niet toevallig is deze Turbay het grote voorbeeld van Ivan Duque, zo vertelde hij eens in een intiem interview, want ook zijn regering is gebaseerd op machtsmisbruik, corruptie, cliëntelisme, vriendjespolitiek en een flinke dosis ordinaire stompzinnigheid. Zoals het een zwakke leider betaamt, omringt Ivan Duque zich uitsluitend met ja-knikkers, die afkomstig zijn uit een van de volgende categorieën: oude schoolmaten, opportunistische baantjesjagers en beroepspolitici die in het bezit zijn van een referentie van ex-president Alvaro Uribe, de werkelijke ‘baas’ van Duque.
Francisco Barbosa mocht van Uribe Fiscal General worden als hij ervoor zou zorgen dat het proces Odebrecht in een la werd opgeborgen én als hij de rechtszaak die tegen Uribe zelf liep, voor het omkopen van getuigen, tot een goed eind zou weten te brengen. Beide opdrachten werden met succes uitgevoerd en nu is hij bezig met de derde opdracht: presidentskandidaten die het Centro Democrático, Uribe’s partij, niet welgevallig zijn, uit de race halen.
Fiscal Barbosa hoefde zich verder niet met andere zaken bezig te houden en kon genieten van zijn ‘kwartiertje van faam’. Nog maar net benoemd op deze belangrijke post, waar hij – in theorie – de misdaad in het land een kopje kleiner moet maken, besloot hij, op z’n eerste vrije weekend, het regeringsvliegtuig te nemen en samen met zijn vrouw en dochter naar het vakantieeiland van San Andrés te vliegen om daar een paar daagjes van zon en strand te genieten. Aan de achterblijvers had hij geprobeerd wijs te maken dat hij de plaatselijke autoriteiten ging controleren op een goed gebruik van de openbare financiën.
Hoe is het mogelijk dat een corrupte nitwit als Barbosa op een dergelijk belangrijke positie terecht komt? Antwoord: door z’n vriendschap met Ivan Duque. En hoe is het mogelijk dat Ivan Duque ooit president werd? Antwoord: door z’n vriendschap met Alvaro Uribe.
Duque was jarenlang een grijze functionaris bij de Banco Interamericano de Desarrollo (BID) in Washington en kwam door een toeval in contact met toenmalig president Uribe die, verbaasd was dat iemand zo goed Engels kon spreken, Duque uitnodigde om hem te vergezellen op diens buitenlandse reizen, waar Duque de koffer van Uribe mocht dragen. Daarna zorgde Uribe ervoor dat Duque een plekje kreeg in de Senaat en ook dankzij de goede werken van ‘de eeuwige president’ werd hij presidentskandidaat namens het uribisme. Hij mocht president worden, mits hij beloofde de agenda van Uribe uit te voeren, zoals het bestrijden van het vredesverdrag met de guerrilla uit 2016. Zo beloofd, zo gedaan en in 2018 wist Ivan Duque in de tweede ronde de verkiezingen te winnen van de linkse kandidaat Gustavo Petro.
Wat zijn nu de plannen van Alvaro Uribe voor de verkiezingen van 2022? De regering van Duque is een corrupte en onmachtige regering, zonder enige band met de bevolking, die ook niet in staat is geweest om een antwoord te geven op de ‘opstand’ van de jongeren, de bevolkingsgroep die het hardst werden getroffen door de pandemie én door de huidige inepte regering. Maar Uribe is een strategisch denker en is eigenlijk wel tevreden met de huidige loop der gebeurtenissen.
De protesten van van de jongeren lopen regelmatig uit op vandalisme, er zijn veel wegblokkades die de economie en vooral de ‘gewone’ man treffen. Uribe gokt erop dat hij weer een kans maakt op het presidentschap als hij meevaart op dit anti-protest gevoel en een kandidaat uit z’n hoge hoed weet te toveren die erin slaagt dit gevoel met succes te vertolken. Die moet het dan opnemen tegen de populistisch-linkse kandidaat Gustavo Petro die hij voortdurend, terecht of niet, de schuld in de schoenen schuift van de sociale onrust en vooral van de collaterale schade ervan.
In dit schema is geen plaats voor een sociaal-democratische, gematigde kandidaat als Sergio Fajardo of voor anderen die wars zijn van populisme en die de democratische instellingen en waarden trouw zijn. En dat is precies de reden dat Duque en Uribe zo veel moeite doen om deze kandidaat al bij voorbaat te neutraliseren. Goed voor de kansen van de kandidaat van Uribe én funest voor de Colombiaanse democratie.