Eindelijk mocht ik dus stemmen, na 22 jaar om precies te zijn. Het gebeurde in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen van afgelopen 27 mei. Winnaars werden helaas de twee kandidaten die de uitersten van het politieke spectrum vertegenwoordigen: de links-populist Gustavo Petro en de conservatief-uribist Iván Duque. ‘Mijn’ kandidaat, Sergio Fajardo, haalde het helaas niet en was goed voor een (weliswaar verdienstelijke) derde plaats.
Het democratische systeem in Colombia schrijft voor dat als geen kandidaat de absolute meerderheid haalt, de twee kandidaten met de meeste stemmen naar de tweede ronde gaan, drie weken later. De bedoeling is dan dat de mensen die een andere voorkeur hadden, uiteindelijk toch voor één van de twee winnaars kiezen. Met het argument dat eentje van de twee toch nét wat minder erg is dan de andere of alleen om te voorkomen dat z’n tegenstander zal winnen. Wat is er aan de hand met de twee mannen die strijden om het presidentschap van 2018? Zijn ze allebei dan zo slecht? Zijn ze ook even slecht? Is dat mogelijk? Zou de ene toch niet nét een beetje minder funest zijn dan de andere?
Waarom is Iván Duque een slechte keuze? Omdat met hem ex-president Alvaro Uribe weer terug aan de macht komt, de man die al acht jaar president was, van 2002 tot 2010 en die voor zichzelf de grondwet veranderde, zodat hij halverwege herkozen kon worden. Omdat Uribe nog altijd de populairste politicus van het land is, is zijn steun vaak voldoende voor een overwinning. Duque heeft het onschuldige verleden van een a-politieke technocraat (hij werkte meer dan tien jaar in Washington bij de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank) en de uitstraling van een jonge hemelbestormer – met zijn 41 jaar wordt hij waarschijnlijk de jongste president uit de recente Colombiaanse geschiedenis.
Het echte probleem is dus niet dat Duque (‘hertog’ in het Spaans) aan de macht komt, maar dat de koning weer terugkomt op zijn troon. En met Uribe komen ook zijn oude steunpilaren weer terug: de politici die een verbond sloten met de paramilitairen om in het Congres te komen, de aanhangers van het Centrum Democrático (de partij van Uribe) die een einde willen maken aan het vredesakkoord met de Farc, de uribisten die acht jaar in de politieke luwte hebben verkeerd en die nu de messen slijpen om wraak te nemen op de huidige president Santos en aanhangers.
Niet alleen extremisten als oud-procureur en groot-inquisiteur Alejandro Ordoñoz en de ‘evangelische’ sekteleider Viviana Morales staan achter Duque, maar ook vrijwel alle cliëntelistische politici die acht jaar lang de huidige president Juan Manuel Santos steunden, opportunistisch als ze zijn. Ze weten dat de nieuwe president ze in het Congres nodig zal hebben, als hij wil regeren, en in ruil voor hun steun hopen ze (zoals ook al gebeurde in de afgelopen acht jaar) de miljarden uit de staatsruif te ontvangen, in de vorm van staatscontracten, benoemingen en andere vormen van corruptie.
En Duque’s tegenstander dan, Gustavo Petro? Die is dan toch zeker minder erg dan Duque, of beter gezegd, koning Uribe? Petro heeft, in theorie, een aantal zinnige voorstellen, zoals landhervorming, uitvoering van het vredesakkoord met de Farc, minder mijnbouw en meer groene energie, en nog zo wat mooie ideeën voor de toekomst. Maar Petro is ook een populist die niet veel waarde hecht aan de democratische instellingen, die zo snel mogelijk de grondwet zou willen veranderen en die nog liever morgen dan vandaag een nieuwe klassenstijd wil beginnen. Zijn vroegere sympathieën voor de voormalige dictator van Venezuela, Hugo Chávez, zou je nog als een jeugdzonde kunnen afdoen, maar dat hij als burgemeester van Bogotá deze stad aan de rand van de afgrond heeft gebracht, is onvergeeflijk. Een waardeloze bestuurder kiezen als president? Onmogelijk dus.
Sergio Fajardo was de enige kandidaat die een werkelijke verandering teweeg had kunnen brengen en die, om te beginnen, een einde had kunnen maken aan de verlammende politieke polarisatie waar Colombia al jaren mee kampt. Santos tegen Uribe, voorstanders van het vredesakkoord met de Farc versus tegenstanders van de guerrilla in de politiek. En die – en dat is essentieel – onder geen beding akkoorden zou hebben gesloten met de traditionele partijen en hun cliëntelistische manier van politiek voeren.
Nog steeds denk ik er niet aan om op een van de twee andere kandidaten te stemmen, ondanks de koude oorlog die tegen de ‘blanco stem’ op twitter en andere sociale netwerken wordt gevoerd. Als je allebei de kandidaten even slecht vindt en noodlottig voor de toekomst van het land, dan is een blanco stem een soort stil protest. Het is ook een politiek signaal. Zoals verliezend kandidaat Fajardo zei, die zelf ook beloofde blanco te stemmen: “Een van de belangrijkste redenen om blanco te stemmen is omdat noch Duque noch Petro hebben aangetoond in staat te zijn voor eenheid te zorgen in Colombia. Door blanco te stemmen, bewaren we een respectvolle en constructieve onafhankelijkheid tegenover de regering die eraan komt. Die beslissing zal fundamenteel zijn om Colombia op de lange termijn te verzoenen.”
Amen.
Deze column is geplaatst op 18 juni 2018