Het was in de tijd dat Gustavo Petro regeerde over de Republiek van Colombia en Aníbal Gaviria landvoogd was over het departement Antioquia. De regentijd duurde al meer dan vier maanden en had veel meer schade aangericht dan in andere jaren. De prijzen van de goederen waren in korte tijd verdubbeld, armoede lag op de loer. De wereld zou nooit meer worden zoals hij was geweest, dat zeiden de oude wijzen van de stam.
De oude man ging vol goede moed op pad om inkopen te doen voor hem en zijn gezin voor de naderende feestdagen en de rituelen van kerst en nieuwjaar. Eerst ging hij naar het rustieke winkeltje waar de dagelijkse producten wat goedkoper waren, maar de deur was gesloten. Op het raam hing een met de hand geschreven bericht: het computersysteem is uitgevallen en we kunnen u tot nader bericht niet helpen.
De oude man was teleurgesteld want dit winkeltje, dat eenvoudiger was dan de grote supermarkten verderop, verkocht veel goedkopere merken en leek enigszins met zijn klanten mee te leven. Hij twijfelde wat hij moest doen en besloot het dan maar te proberen bij de grote supermarkt in het winkelcentrum. De rondgang langs de schappen had wat weg van een lijdensweg. Bij bijna elk product twijfelde hij, want het was misschien wel twee keer zo duur als hij gewend was in z’n vaste winkeltje. Hij kocht alleen het hoognodige en ging toen naar de kassa om af te rekenen.
De vrouw voor hem in de rij pakte de producten uit haar winkelwagentje en zette ze op de band. Ze keek met een angstig gezicht naar de oplopende rekening op het schermpje boven de band. Ze had haar karretje nog half vol, maar begon de boodschappen die al waren opgeteld toch weer terug te zetten in haar kar. Ze zuchtte diep. ‘Wat is alles toch duur geworden’, klaagde ze tegen het kassameisje, maar die kon er ook niks aan doen en knikte alleen.
De oude man betaalde zijn dure boodschappen en ging naar buiten. Hij hing de twee tassen aan het stuur van zijn fiets en ging weer op pad. Hij liep door het park naar de winkel die eerst nog gesloten was. Het computerprobleem was opgelost en hij kon gewoon naar binnen. Hij wilde de boodschappen kopen die hij nog nodig had, maar jammer genoeg waren veel producten niet op voorraad. Uitgerekend de dingen die hij altijd in die winkel kocht, juist omdat ze daar goedkoper waren.
Een beetje teleurgesteld meldde hij zich bij de kassa. Het kassameisje discussieerde met een oude vrouw. Hij dacht dat het meisje haar iets probeerde uit te leggen, maar er bleek iets anders aan de hand te zijn. De oude vrouw verontschuldigde zich. Een paar keer achter elkaar. Echt niet, ze moest haar geloven, ze had de twee pakken met panela per ongeluk onder haar tas in de winkelkar laten liggen. Alsjeblieft, je moet me geloven, ik deed het niet opzettelijk. Het kassameisje reageerde nauwelijks, ze leek niet overtuigd. Ze pakte de producten die ze had gevonden en legde ze demonstratief op de band.
De oude man begon zijn kar leeg te halen, terwijl hij iets zei over de lege schappen in de winkel. Hij wist dat hij van het kassameisje geen eerlijk antwoord zou krijgen, want ze hadden haar vast instructies gegeven om niks van de werkelijke problemen te vertellen aan de klanten. Het echte antwoord had vast te maken met de gierende inflatie die sinds een paar maanden in heel de republiek heerste, misschien had de oorlog in andere delen van de wereld ermee te maken of wellicht was het nog een nasleep van de grote pandemie die de wereld aan de rand van de ondergang had gebracht. ‘We zijn van handmatig registreren overgestapt op een automatisch systeem’ was het enige wat ze zei.
De oude man liep de winkel uit en wilde zijn fiets van het slot doen. Bij de fiets stond een bedelaar hem op te wachten. Hij kende deze stadszwerver, dit was zijn plek. Bij een eerder bezoek had de bedelaar de oude man een paar munten gegeven en hem gevraagd voor hem een pak melk te kopen in de winkel. Nu hielp hij zogenaamd met de tassen en wenste hem een goede dag. Feliz día, patrón! De oude man graaide in zijn broekzak en gaf hem twee munten van vijfhonderd peso’s. Gracias, patrón!
De oude man begon over de weg naast de gekanaliseerde beek te lopen, een drukke straat met veel verkeer dus hij moest steeds achterom kijken. Aan het einde sloeg hij af en liep nog een meter of twintig rechtdoor. Toen zag hij de vrachtwagen al staan. Die was vroeg in de ochtend aangekomen met een grote lading producten van de stedelijke marktplaats. Het fruit en de groente stonden in kisten uitgestald op een kleine parkeerplaats naast de vrachtwagen. Hij kocht wat hij nodig had en liet het wegen op een weegschaal.
De jongen die de groenteboer hielp, schreef met onzeker handschrift de prijzen op een blaadje met blokjes dat hij uit een schoolschrift had gescheurd. Toen hij alles had gewogen en de prijs had opgeschreven, begon hij een rekensom te maken. De uitkomst die de oude man uiteindelijk te horen kreeg, viel hem erg mee. Misschien had de jongen wel iets vergeten te wegen, misschien waren de prijzen in de vrachtwagen gewoon voordeliger. Al wat vrolijker liep hij verder. Nu hoefde hij alleen nog maar de eieren te kopen – bij de eierboer die zijn kar heel strategisch naast de vrachtwagen van de groenteboer had geparkeerd – en daarna ging hij op weg naar huis.
Terug in zijn flatgebouw kwam hij op de trap de vrouw tegen die de gangen poetste en het afval van de bewoners ophaalde. Ze groette de oude man overdreven vriendelijk. Ze wenste hem prettige feestdagen en vroeg hem ook of hij een lootje van haar wilde kopen voor de loterij die ze had georganiseerd. De eerste prijs was een blender en de tweede prijs een staafmixer.
Hij wist dat het primitieve huisje van de familie van de vrouw nog niet zo lang geleden na een grote regenbui in een beek was verdwenen en dat ze tijdelijk bij een zus moest wonen, in een hoge wijk van de stad. Hij kocht een lootje en stopte het in zijn zak. Terug in huis pakte hij z’n boodschappen uit en liep naar z’n bureau. De kassabonnen gooide hij, samen met het lootje, in de prullenbak.