Toen ik pas in Colombia kwam wonen, zo’n vijftien jaar geleden, was ik stomverbaasd over wat de zus van mijn (Colombiaanse) echtgenote had meegemaakt. Ze had per ongeluk haar agenda in een taxi laten liggen, met al haar adressen en telefoonnummers daarin. Ze was dus erg blij toen ze gebeld werd door de ‘gelukkige’ vinder. Ze zou de agenda bij hem op kunnen halen maar… tegen een hoge geldelijke vergoeding. Mijn schoonzus vond het kennelijk normaal en betaalde graag. Die man zag in het vinden van die agenda gewoon een goed handeltje, legde ze me uit.
Tegenwoordig, dus vijftien jaar wijzer en bekend met de plaatselijke zeden en gebruiken, verbaas ik me niet zo snel meer. Ik weet inmiddels dat je hier voor alles moet betalen, dat je verkiezingen kunt kopen, dat advocaten rechters omkopen. Kortom, dat alles een prijs heeft. Toch was ik verrast toen ik een paar weken terug hoorde dat je ook een demobilisatie kunt kopen.
Demobilisatie is in principe een prima zaak. Paramilitairen of guerrilleros die hun leven in de misdaad beu zijn, krijgen de gelegenheid om weer terug te keren in de maatschappij en om dat te stimuleren krijgen ze ook nog allerlei voordeeltjes, zoals strafvermindering, een opleiding en een baan.
Maar ook die demobilisaties hebben een schaduwzijde. Zo zijn er van de dertigduizend paramilitaren die in de afgelopen jaren zijn gedemobiliseerd, een groot aantal weer teruggekeerd naar de misdaad. Bovenden weten we nu dankzij de bekentenissen van een aantal para-commandanten dat tussen hun gedemobiliseerde manschappen ook duizenden niet-paras zaten. Klaplopers of kleine boeven, die even snel een uniform aandeden om daarna de maandelijkse regeringstoelage te incasseren.
Helemaal bont maakte het een zekere Raúl Augdelo, alias ‘Olivo Saldaña’. Deze ex-guerrillero zat in de gevangenis en werkte mee aan een programma om gevangen genomen FARC-rebellen te helpen de guerrilla af te zweren. Prima natuurlijk, want wat is er beter dan dat guerrillastrijders demobiliseren, of dat nu gebeurt als ze nog actief zijn of wanneer ze in de gevangenis zitten.
In 2006 organiseerde hij de demobilisatie van het guerrillablok ‘Cacica Gaitana’, wat op dat moment werd gezien als een groot succes voor de demobilisatiepolitiek van de regering Uribe. Nu blijkt pas wat Saldaño werkelijk heeft gedaan. Hij trommelde gewoon wat mensen op, gaf ze een oud geweer en stuurde ze een paar weken naar het platteland. Nadat ze hun wapens ceremonieel hadden ingeleverd, waren ze officieel ‘gedemobiliseerden’ en dus kwamen ze in aanmerking voor de privileges van de regeringsprogamma’s, zoals een mooi salaris. De hele operatie had een aardige duit gekost, maar geen nood: een bevriende drugshandelaar sprong bij, die met zijn medewerking uitlevering aan de Verenigde Staten wilde voorkomen.
Olivo Saldaña leek een idealist die probeerde goed werk te verrichten voor guerrilleros in de gevangenissen van Colombia. Maar hij bleek niets anders te zijn dan een ‘regelaar’ en een oplichter, die in alles wat voor zijn voeten kwam, een ‘goed handeltje’ zag.