Alex de Ávila was tweeëntwintig jaar oud, profvoetballer van Uniautónoma Fútbol Club, een club uit de tweede divisie van het Colombiaanse voetbal. Afgelopen zondag werd hij, rond drie uur ’s morgens, vermoord in een bar in de uitgaanszone van Pradomar, in Puerto Colombia, aan de Atlantische Kust. Een speler van dezelfde club, Herly Alcázar, raakte zwaargewond.
Kort voor de fatale schietpartij hadden Alex en Herly ruzie gekregen met drie personen aan een naburig tafeltje in het café. Alex had zijn oog laten vallen op de vriendin van een van de types, die daarna verhaal kwam halen. Er werd nog wat geduwd en getrokken, maar de gemoederen leken gekalmeerd: de drie cafégasten vertrokken en de ruzie leek vergeten te zijn.
“Ze wisten niet met wie ze zich hadden ingelaten”, zou de taxichauffeur, die de drie types in zijn taxi kreeg, later tegen de politie zeggen. Want nog geen uur later stopte er een motor voor het café met twee huurmoordenaars. Die zochten de twee voetballers op en schoten ze van dichtbij neer.
Ik was om verschillende redenen gegrepen door dit bericht. Ik had dezelfde speler nog de avond ervoor op de televisie gezien. Hij gaf een interview nadat zijn ploeg een wedstrijd om de promotie had gewonnen. Ook vond ik het opmerkelijk dat het nieuws niet de aandacht kreeg die je zou verwachten. Tenminste, het ging een beetje verloren in de zee van nieuwsfeiten van die dag. Misschien kwam dat omdat een gewelddadige dood van een voetballer in Colombia relatief vaak voorkomt en onderdeel lijkt uit te maken van een bepaald, terugkerend patroon.
Nog geen drie weken geleden was een ex-voetballer van Junior uit Barranquilla ook al op gewelddadige manier aan zijn einde gekomen. Rond diezelfde tijd had de Colombiaan Teofilo Gutiérrez, speler van Racing Club uit Argentinië, voor ophef gezorgd. Na een geweldige ruzie waarin harde klappen waren gevallen had hij zijn ploeggenoten in de kleedkamer met een nepgeweer bedreigd.
Wie herinnert zich Andrés Escobar (geen familie van) niet, de speler van het Colombiaanse nationale elftal die in juli 1994 werd doodgeschoten op de parkeerplaats van een discotheek in Medellín, nadat hij een goal in eigen doel had gemaakt op het WK in de Verenigde Staten? Hoewel het geval van Escobar misschien uniek was (een gevaarlijk mengsel van wraak, maffia en illegaal gokken), lijkt het geweld sinsdien niet weg te denken uit het Colombiaanse profvoetbal.
Het probleem is cultureel en heeft alles te maken met het milieu waarin de meeste profvoetballers in Colombia opgroeien. Afkomstig uit armoedige wijken, meestal met alleen basisonderwijs, worden ze van de ene op de andere dag een held, hebben geld en kunnen doen ‘waar ze zin in hebben’. En waar hebben ze zin in? Vaak is dat naar de kroeg gaan, zich laten zien, veel vrienden om zich heen hebben, vrouwen versieren en van hun vijfien minuten roem genieten. Niet zelden maakt het gebrek aan discipline een snel einde aan hun sportcarrière. En soms moeten ze hun levensstijl betalen met een vroegtijdige dood.