Precies 25 jaar geleden, 1987, werd Carlos Lehder opgepakt en uitgeleverd aan de Verenigde Staten. Hij was de eerste grote drugsbaron die ‘slachtoffer’ werd van het toen omstreden uitleveringsverdrag van Colombia met de VS. De naam Lehder is in Colombia daarom net zo bekend als die van andere legendes uit de narcogeschiedenis als Escobar, Rodríguez, Gacha of Ochoa.
Toen ik mijn boek schreef over de geschiedenis van de drugshandel in Colombia (De baronnen van de cocaïne) was ik gefascineerd door de persoon van Carlos Lehder. Lehder was een kleurrijke crimineel van Duits-Colombiaanse afkomst, die graag op grote voet leefde, een eiland in de Bahama’s kocht voor zijn cocaïnelijn en die bovendien Adolf Hitler, naast John Lennon, tot zijn persoonlijke idolen rekende. Hij bouwde in de stad Armenia een groot buitenhuis, de Posada Alemana, waar hij alle kamers liet volhangen met illustraties van zijn idool. Foto’s uit boeken over The Beatles die hij tot schilderijen liet verwerken in Londen, voor God weet hoeveel geld. Bij de ingang van zijn hacienda stond een ruim twee meter hoog bronzen standbeeld van Lennon, dat in die jaren een pelgrimsoord werd voor de lokale jeugd.
Carlos Lehder kon maar relatief kort van zijn rijkdommen en excentrieke uitspattingen genieten. Al in 1987 werd hij opgepakt door de Colombiaanse politie en meteen op een vliegtuig gezet naar de Verenigde Staten. Daar werd hij veroordeeld tot een dubbele levenslange gevangenisstraf. Maar een aantal jaren erna beloofde de Amerikaanse justitie Lehder strafverlaging, als hij zou getuigen in de roemruchte rechtszaak tegen generaal Noriega, de voormalig sterke man van Panamá. Mede dankzij de medewerking van Lehder kon deze worden veroordeeld.
Volgens Lehders dochter, Monica Lehder, heeft de Amerikaanse justitie echter geen woord gehouden: Lehder zit nog steeds in de gevangenis. De Amerikaanse autoriteiten staan ook niet toe dat zijn dochter hem bezoekt in de gevangenis. Om een visum te krijgen moet ze eerst op een formulier aangeven dat ze excuses aanbiedt voor het feit dat ze een crimineel is. Maar ze heeft zelf nooit de wet overtreden en weigert daarom het formulier in te vullen. Ze zegt in een interview: “Ik ga niet bekennen dat ik een drugshandelaar ben, als dat niet het geval is. De drugshandelaar was mijn vader en hij betaalt daar een hoge prijs voor. Ik vind wél dat kinderen niet hoeven te boeten voor de fouten van hun ouders. Ik werd in die wereld geboren, maar het was een imperium dat al in verval was. Ik heb altijd nog een goed beeld van mijn vader omdat hij me, al vijfentwintig jaar lang, dagelijks schrijft.”
Monica vervolgt: “Niemand komt ‘onbewust’ in de drugshandel terecht. En het leidt ook tot niets goeds. Natuurlijk, het lijkt aantrekkelijk: het geld, de luxe, eten in dure restaurants. Maar het betekent uiteindelijk wel dat je je familie verliest, je rust, je leven. Kijk maar hoe alle drugsbazen eindigen. De cultuur van de drugswereld kun je nog steeds opsnuiven als je op straat loopt. En het ligt in onze eigen handen om vóór het goede te kiezen…”