Boyacá is de naam van een van de 32 departementen (of provincies), waarin Colombia is verdeeld. Hier vonden tweehonderd jaar geleden enkele van de beslissende veldslagen in de strijd om de onafhankelijkheid van Colombia plaats. Daarom noemde vader des vaderlands Simón Bolívar deze regio ook wel ‘de wieg van de vrijheid’. De belangrijkste onderscheiding die de Colombiaanse staat aan haar burgers uitdeelt, heet ook de ‘de Orde van Boyacá’.
Boyacá is een land van boeren. In de hooggelegen gedeeltes van de Oostelijke Andesbergrug proberen ze onder andere de kost te verdienen met het verbouwen van aardappels. Dat is niet eenvoudig omdat, zoals in veel andere regio’s van het land, er geen fatsoenlijke wegen zijn, de bestrijdingsmiddelen geïmporteerd moeten worden en dus veel te duur zijn om het product nog rendabel te maken. Boyacá was dan ook het centrum van de boerenprotesten die de laatste anderhalf jaar plaatsvonden tegen de landbouwpolitiek van de regering-Santos, of beter gezegd, tegen het ontbreken daarvan.
En Boyacá is ook de wieg van beroemde Colombiaanse wielrenners. Lucho Herrera en Fabio Parra bijvoorbeeld, die er in de jaren tachtig van de vorige eeuw voor zorgden dat Europa voor het eerst kennismaakte met de Colombiaanse klimgeiten. Maar zo succesvol als Nairo Quintana waren ze nooit. Afgelopen zondag won Quintana als eerste Colombiaan, en ook als eerste Zuid-Amerikaan, de Giro d’Italia, de op één belangrijkste wielerronde ter wereld.
Dat ze trots zijn op hun streekgenoot daar in Boyacá, is begrijpelijk en ook helemaal terecht. In heel Colombia heeft trouwens de belangstelling voor het wielrennen de afgelopen dagen een vlucht genomen. Overal zie je weer mensen in caféetjes en winkeltjes in een kring naar de directe uitzendingen kijken en de televisiejournaals besteden minstens de eerste twintig minuten aan de heldendaden van de Colombiaanse deelnemers. Op de eerste plaats natuurlijk Quintana, maar ook Rigoberto Urán, de man die eerder in het roze reed en die tweede werd achter zijn landgenoot.
Maar het mooiste effect van de bijzondere prestaties van Nairo Quintana is terug te vinden in de nieuwe mode die Boyacá in z’n greep heeft gekregen de afgelopen dagen. De inwoners van Boyacá zweren traditiegetrouw bij hun ruanas, dikke poncho’s gemaakt van schapenwol die de mensen hier al eeuwenlang beschermen tegen de lage temperaturen, net als in Andes-landen als Bolivia en Peru.
De ruana is een vierkanten of rechthoekige mantel, zonder mouwen, met een opening in het midden waar het hoofd doorheen moet. Deze Andes-jas is een volkomen handgemaakt product, bestaande uit 100 procent schapenwol, en wordt in Boyacá nog steeds op de ouderwetse manier gewoven, net als een paar honderd jaar terug.
Maar vreemd genoeg is de kleur van de ruana altijd hetzelfde geweest: vijftig tinten grijs. Met andere woorden, alle modes en kleuren zijn aan dit degelijke kledingstuk voorbij gegaan. Maar streekgenoot Nairo Quintana is erin geslaagd dit te veranderen. Want sinds de afgelopen week, toen Quintana de roze leiderstrui veroverde, kon je ineens mensen in een compleet roze ruana zien rondlopen, vaak nog met het embleem van de Ronde van Italië erop. Er zijn al zo’n duizend roze ruana’s geproduceerd, maar die zullen, gezien de roze koorts die Boyacá in zijn greep heeft, zonder veel problemen aan de man worden gebracht.